woonhuis 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een woonhuis…
is een huis; is een gebouw
- [Functie] dient voor bewoning; wordt in de regel gebruikt als één enkele woning
Algemene voorbeelden
Ze passeerden een fraai ogend woonhuis, waarschijnlijk een verbouwde winkel, waarvan de muren waren vervangen door doorzichtige glaspanelen.
Zelfs toen ik buiten was, holde ik [...] net zo lang tussen de negentiende-eeuwse laboratoria door tot ik een straat met woonhuizen bereikte.
Het is ook vreemd, dat besef ik nu, dat de rij huizen waarvan wij er een bewoonden op de Hoge Morsweg, bestond uit boven- en benedenwoningen, aparte huisdeuren. Het huis waarin wij woonden was het enige hele woonhuis en stond daar gewoon tussenin.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
woonhuis 2.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een woonhuis…
is een deel van een gebouw
- [Geheel] maakt meestal deel uit van een hoeve, een winkel, een molen of een ander complex van bedrijfsgebouwen
- [Soort] kan een huis zijn of slechts een gedeelte van een gebouw
- [Functie] is bestemd voor bewoning
- [Gebruiker] wordt meestal bewoond door de eigenaar of de gebruiker van het geheel
Algemene voorbeelden
Conrad Kickert [...], bezat in Chevreuse een kleine boerenhofstede [...]. Het complex bestond uit een vrij somber woonhuis met getraliede vensters, een empire gemeubeld paviljoen aan de poortkant en een ander achter het huis, een stukje boomgaard, gelegen aan een stille weg, buiten het dorp.
Het achter de winkel gesitueerde woonhuis waar de beheerster van het museum woont, is uit 1750 en afkomstig uit Westzaan.
Deze molen heeft een bijbehorend woonhuis dat trouwens nog steeds bewoond is.
Woordfamilie
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
woonhuis 3.0
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 3.0 |
---|
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een woonhuis…
is een huis; is een gebouw
- [Functie] dient voor bewoning
- [Gebruiker] wordt of werd bewoond door een welbepaald iemand
Algemene voorbeelden
Wanneer u over de Markt in Den Bosch loopt zal het u niet ontgaan: Jeroen Bosch is duidelijk 'aanwezig'. Naast zijn standbeeld is namelijk nu ook zijn voormalige woonhuis, aan de Markt 61, opgesierd met een groot doek, waar een reconstructie van de oorspronkelijke gevel is op geprint.
De bezoeker kreeg een kopje koffie in het woonhuis van de kunstenaar, waarna hij door Mesdag zelf werd rondgeleid door zijn rijke collectie Franse en Nederlandse 19de-eeuwse schilderijen.
Thans is het woonhuis steeds minder het sterfhuis.
Multatuli's woonhuis 'Auf der Steig' heeft inmiddels een verandering ondergaan.