zanglust


zanglust 1.0

lust om te zingen; zin om te zingen; lust om zang ten gehore te brengen
Het woord komt vooral voor als benaming van zangverenigingen en verenigingen van vogelliefhebbers.

Semagram (extra betekenisinformatie)


Zanglust…

is lust

  • [Toepassingsgebied of bereik] betreft de lust om te zingen; betreft de lust om zang ten gehore te brengen

    Hoofdsemagram: lust


    Algemene voorbeelden


    Een heel klein aanknopingspuntje vond ik in het wetenschappelijk onderzoek van de heer Thorpe, die ontdekte dat de kanaries op de Canarische Eilanden in hun natuurlijke omgeving, een kleine toename van het testosterongehalte te zien gaven in september en oktober en het is misschien deze toename van het testosterongehalte dat een verklaring geeft voor de toenemende zanglust van onze kanaries op een tijdstip waarop in de natuur bijna geen enkele vogel zingt.

    http://home.planet.nl/~harzer/home.htm

    Van Putte kreeg het zilver wegens haar verdienste voor de zangvereniging Zanglust uit Vollenhove, waarvan ze veertig jaar vaste pianiste is.

    Meppeler Courant,

    Op de Nederlandse kampioenschappen van de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers die van 11 tot en met 14 januari in Breda werden gehouden, behaalde Willem Bos van vogelvereniging Zanglust uit Zuidwolde het Nederlands kampioenschap met een stam groenlingen wildvorm.

    Meppeler Courant,

    Combinatiemogelijkheden


    als object bij een werkwoord


    • zijn zanglusten botvieren

    De originele versie van deze rhythm & soul-klassieker werd in 1956 op de plaat gezet door Richard Berry. Na hem hebben talloze anderen hun zanglusten gebotvierd op dit broeierig zwetende nummertje.

    https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010856710:mpeg21:a0433,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding