zeeziek 1.0
Algemene voorbeelden
Lang geleden had ik, bij windkracht negen, ook zo aan dek gestaan van de Harwichboot en was ik, steeds maar nauwlettend die golven bespiedend, niet zeeziek geworden. Maar dit kleine zeilschip bewoog veel heftiger, voegde bij de op- en neergaande beweging ook nog rollende, nukkige slingeringen in de dwarsrichting.
Ik kotste zowat m'n longen uit, zo zeeziek was ik geworden, ik had nog nooit gevaren, nog nooit van m'n leven zelfs maar in een kano op het kanaal gezeten, ik denk ik laat die terugreis mooi schieten, ze krijgen mij die rotboot niet meer op, zegt m'n maat dan blijf ik ook maar aan deze kant.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
zeeziek 1.1
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 1.1 |
---|
Algemene voorbeelden
Bij het doek van Titiaan boven het hoofdaltaar wond ze zich nog meer op... 'Ik word zeeziek van dat blauw en krijg een indigestie van het rood. Hier wordt Titiaan vermoord.'