zijn gangetje gaan 1.0
(
Gezegd van personen)
de zaken op zijn eigen manier doen zonder zich aan anderen te storen
Algemene voorbeelden
Zonder veel grote woorden is de ster van Leo naar de top van de duivenwereld geschoten. Zijn huis is een bedevaartsplaats maar Leo blijft Leo. Hij gaat zijn gangetje en doet voor iedereen zo veel mogelijk goed.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- zijn eigen gangetje gaan
Mijn eigen gangetje gaan zonder me om de concurrentie te bekommeren. Dat beetje zelfvertrouwen misschien dat ik nog ontbeer.
zijn gangetje gaan 2.0
op normale wijze verlopen; gaan zoals het altijd gaat
Algemene voorbeelden
Maar de volgende dag gaat het leven gewoon weer z'n gangetje.
Alles gaat zijn gangetje tot er plotseling wordt opgemerkt dat de kersen van de bruidstaart zijn gestolen.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- zijn gewone gangetje gaan
Daarna was het leven weer zijn gewone gangetje gegaan.
- zijn normale gangetje gaan
In een omgeving tussen natuur en akkers is het alsof alles zijn normale gangetje gaat.