zoutje 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een zoutje…
is een stuk voedsel
- [Afmeting] is klein
- [Smaak] smaakt zout en hartig
- [Ingrediënt] wordt vaak gemaakt van deeg, van aardappel of van nootjes en toebereid met zout
- [Geheel] behoort tot de versnaperingen of snacks
- [Functie] dient om te eten
- [Omstandigheid] wordt vaak genuttigd tijdens een borrel of als versnapering tussendoor
- [Voorbeeld of specimen] is bijvoorbeeld een zout chipsschijfje, een zoute stengel, een zoute pinda
Algemene voorbeelden
Je valt ook echt niet af doordat je dat ene zoutje of chocolaatje weigert.
Toen schaterden de beide heren van plezier en begaven zich naar beneden om bij wijn en kaas en zoutjes over andere zaken te keuvelen dan over boeken.
De aloude vertrouwde Smiths-chips houden binnen zes weken op te bestaan. In plaats daarvan krijgen de zoutjes de internationale merknaam Lay's, naar moederbedrijf Frito-Lay.
De pinda is voor veel producten te gebruiken. Zowel als zoutje, maar ook in koeken, taarten, in ijs, müesli, suikerpinda's, bonbons en chocoladerepen.
Wokkels zijn een bepaald soort spiraalvormig zoutje [...]. Het zoutje is gemaakt van aardappelpuree en er zijn twee varianten: naturel en paprika.
Ik heb al verschillende zoutjes van het huismerk met veel tevredenheid geproefd en nu waren de zoute stengels aan de beurt. Deze zoute stengels zijn gemaakt van bladerdeeg waar iets zout is aan toegevoegd.
Combinatiemogelijkheden
in voorzetselgroep
- rondgaan met de zoutjes
Nu en dan was ik me kortstondig bewust van de verschillen, als een vriendin van moeder met een ondeugend glimlachje haar blik over me liet gaan wanneer ik met de zoutjes rondging.
- een schaal met zoutjes
Intussen had ze een schaal met zoutjes voor ons neergezet.
met substantief ervoor
- een schaal zoutjes
Ze heeft een schaal zoutjes klaargezet, een panettone, Schotse Whisky en sinaasappellimonade voor de kinderen.