à deux


à deux 1.0

(Frans, letterlijk 'met twee') met z'n tweeën; met twee personen; voor of door twee personen

Algemene voorbeelden


Je hoeft zo'n stel dat vooraan in de twintig is maar te zien zitten of je weet dat alle romantiek plaats heeft moeten maken voor een door Ikea gemeubileerde leegte à deux.

Dwarskijker, Rudy Vandendaele,

In zijn oude kamer vertelde hij over onze toenmalige dagindeling, onze leesclub à deux, de zomers op het balkon, onze zinloze spelletjes (inderdaad: het in de lange gang naar elkaar overgooien van de reisboeken van Cees Nooteboom), de zangavonden met Jerry, de ontmoeting met Hester.

Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid, Ronald Giphart,

Wat had hij ook niet allemaal in de aanbieding tijdens zijn zomerse dribbeltjes à deux om de Hofvijver, zijn tas (maar zelden door hemzelf gedragen) zat vol uitweidingen, anekdotes, tics, levenslopen, tijdsbeelden, potsenmakers, zonderlingen, bedverhalen, want hij liet eenmaal aan de wandel geen leegtes toe.

Gesprekken in huizen aan zee, Willem Brakman,

Omdat we tegenwoordig bijna nooit meer bellen en onze vriendschap begint te verwateren, spraken we vanavond af in De Knipoog voor een Utrechtse Literaire Herenclub à deux, om het gebrek aan contact in één avond bij te eten drinken.

Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid, Ronald Giphart,

Combinatiemogelijkheden


met werkwoord


( Vergelijk de verbinding een etentje à deux.)
  • à deux eten

Het eerste signaal, zo stelt Van den Berg, was zijn aan mij gerichte brief van 10 december 1991, die als volgt begint: "Graag zou ik op korte termijn met je gaan eten, à deux, om eens vrijelijk te spreken over de materiële omstandigheden waarin het museum verkeert." Fuchs schrijft "dat de toestand nogal zorgelijk is en alleen kom ik er niet uit. Het financiële probleem ligt als een steen om onze nek."

NRC,

Vaste verbindingen