aan kop 1.0
(
Gezegd van met name wedstrijdsporters)
voorop in een groep of wedstrijd; aan de leiding
De verbinding gaat samen met werkwoorden als gaan, komen, lopen, rijden, staan en zitten.
Algemene voorbeelden
De Hasselters pakten niet alleen overtuigend de eerste periode, maar gaan ook fier aan kop.
Nathan liep de gehele tijd aan de kop en kon enkele aanvallen knap beantwoorden.