aardhommel 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een aardhommel…
is een hommel; is een insect; is een dier
- [Verscheidenheid] is één van de volgende vier soorten hommels: de grote aardhommel (Bombus magnus), de gewone aardhommel (Bombus terristris), de wilgenhommel (Bombus cryptarum) of de veldhommel of kleine aardhommel (Bombus lucorum)
Rijk | Animalia; Dieren |
---|---|
Stam | Arthropoda; Geleedpotigen |
Klasse | Insecta; Insecten |
Orde | Hymenoptera; Vliesvleugeligen |
Familie | Apidae |
Geslacht | Bombus; Hommels |
Algemene voorbeelden
De kleine aardhommel of veldhommel (Bombus lucorum) is een aardhommel die veel op de gewone aardhommel lijkt, maar citroenkleurige strepen in plaats van okerkleurige bezit.
De soorten aardhommels zijn: a) grote aardhommel (Bombus magnus); b) gewone aardhommel (Bombus terristris); c) wilgenhommel (Bombus cryptarum); d) veldhommel of kleine aardhommel (Bombus lucorum).
Vaste verbindingen
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
aardhommel 1.1
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een aardhommel…
is een hommel; is een insect; is een dier
- [Afmeting] is, afhankelijk van het geslacht, 1 tot 2,5 cm
- [Kleur] heeft een borststuk waarvan het voorste deel geel en de rest zwart behaard is; heeft een achterlijf met een geel voorstuk, een zwart tussenstuk en een wit einde
- [Plaats] is vrijwel overal algemeen, op het platteland, maar ook in stedelijke gebieden
- [Woongebied] komt voor in Europa, nabij de kusten van Noord-Afrika en in Azië
- [Gedrag] is sociaal en leeft in staten of kolonies van soms wel zeshonderd exemplaren
- [Onderscheid of tegenstelling] is, in tegenstelling tot de veldhommel, okerkleurig
Wetenschappelijke naam: Bombus terrestris
Rijk | Animalia; Dieren |
---|---|
Stam | Arthropoda; Geleedpotigen |
Klasse | Insecta; Insecten |
Orde | Hymenoptera; Vliesvleugeligen |
Familie | Apidae; Bijen |
Geslacht | Bombus; Hommels |
Soort | Bombus terrestris |
Algemene voorbeelden
De aardhommel, wetenschappelijke naam: Bombus terrestris. Het is een insect, ze is 1 tot 2,5 cm groot (koninginnen zijn het grootst). Ze voedt zich met nectar en stuifmeel. Ze komt voor in weiden, tuinen, braakliggende terreinen, open bossen [...]. In de lente beginnen de jonge koninginnen die de winter overleefden hun nest te bouwen. Dit is vaak een verlaten hol van een muis of een mol.