aprilvis


aprilvis 1.0

(cultuur en samenleving; (vooral) in België)

grap waarmee men (volgens de traditie) iemand op 1 april fopt; 1 aprilgrap

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een aprilvis…

is een grap

      Algemene voorbeelden


      Het hooggerechtshof van Portugal verplichtte een werkgever om een vroegere werknemer die hij achttien jaar geleden ontsloeg, terug in dienst te nemen [...]. "Ik zal op één april terug aan de slag gaan, en ik verzeker u dat het geen aprilvis is", zei de gelukkige.

      De Standaard,

      De aprilvis. VRT, zevende dag, 1 april, dus driewerf op uw tellen letten... geblazen!

      http://tof.at.tf/,

      'Welke dag zijn we feitelijk? Woensdag of donderdag?' 'Gut, mens, hoe kan je daaraan twijfelen?' hoor ik een bevriende Nederlander lachen: 'vrijdag natuurlijk.' Ah ja. Hé, en het is nog l april ook. Onwennig en verveeld draai ik me in de lakens. Zou ik dan wel opstaan? Even nog denken wie ik een poets zal bakken. De kinderen? Neen, die roepen wel de hele dag door: '1 april, aprilvis, gefopt,' maar in feite begrijpen ze er nog niets van.

      Die kleine dingen, Helene Hemelaers,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding