babyboom 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een babyboom…
is een geboortegolf; is een verschijnsel
Algemene voorbeelden
Hij was neergestreken in een land waar een babyboom aan de gang was alsof er zeven hongerwinters moesten ingehaald. De hoogst opgeleide generatie vrouwen sinds de hoer-priesteressen van Persepolis maakte de straten onveilig met driedubbele kinderwagens.
Overigens zet de geboortegolf die vorig jaar werd ingezet gestadig door. In de eerste drie maanden van dit jaar werden in Nederland 51.000 kinderen geboren. Dat zijn er 3.000 meer dan in het eerste kwartaal van 1999 [...]. De babyboom is met name het gevolg van de goede economische prognoses en het vertrouwen in de toekomst dat daaraan gepaard gaat.
'In eerste instantie waren condooms alleen via de kampleiding en de medische zorgposten verkrijgbaar, maar al snel zijn er her en der automaten opgehangen. Iemand van veertien of vijftien jaar gaat namelijk niet zo snel voor zoiets naar een kampleider. Helaas werd er niet altijd even goed opgepast, want van de morning afterpil moesten we 's morgens strip na strip aanbreken,' vertelt een medewerker van een zorgpost. Voorlopig word het afwachten of er, net als na de European Jamboree, over negen maanden een 'babyboom' plaatsvindt in internationaal scoutingland.
De eerste grafiek laat de zeer grote en toenemende verschillen zien tussen de rijkere en armere werelddelen. De rechte lijn onderaan geeft de aantallen weer in de rijkere landen die, na de babybooms van de jaren '50 en '60, nauwelijks veranderd zijn. Dat staat in scherp contrast tot de minder ontwikkelde landen, waar de aantallen inmiddels enorm zijn toegenomen en nog steeds lijken toe te nemen.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- een nieuwe babyboom
Dat rond het jaar 2035 het aantal 65-plussers ongeveer twee keer zo groot zal zijn als nu, is een gegeven. De aanwas van de bevolking is iets moeilijker te voorzien, maar een nieuwe "babyboom" is niet te verwachten.
babyboom 2.0
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 2.0 |
---|
Semagram (extra betekenisinformatie)
De babyboom…
is een geboortegolf; is een verschijnsel
Algemene voorbeelden
In de periode 1976-1985 was er een structurele toename van het aantal alleenstaanden en eenoudergezinnen, terwijl de babyboom uit de jaren zestig fel afvlakte.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- de naoorlogse babyboom
Leesbevorderingscampagnes, de uitbouw van de openbare bibliotheken, de naoorlogse babyboom en de grote verspreiding van de paperback maakten [...] van de jaren zestig en zeventig een bloeiperiode voor het boekbedrijf.
Tussen de periodes 1961-'65 en 1976-'80 daalde de gemiddelde vruchtbaarheid van 2,8 tot 1,9 kinderen. Maar dat werd een tijdlang gecompenseerd doordat er veel meer vrouwen van vruchtbare leeftijd waren, tengevolge van de naoorlogse "babyboom" die tot het midden van de jaren zestig duurde.