biefstuk 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een biefstuk…
is vlees; is voedsel
- [Kleur] is rood vlees
- [Functie] wordt gebruikt om te bereiden tot een vleesgerecht
- [Plaats van herkomst] wordt verkregen van de bovenbil, het spierstuk of de lende van een rund (of paard)
- [Temperatuur] wordt voornamelijk warm gegeten
- [Behandeling of bewerking] wordt ter bereiding gebraden, gebakken of gegrild (rood, rosé of doorbakken)
- [Gebruikswijze] wordt vaak opgediend met kruidenboter of een saus (zoals pepersaus of champignonsaus) en met bijvoorbeeld aardappelen en groente als hoofdmaaltijd gegeten
- [Waardering] geldt als een kwalitatief hoogwaardig stuk vlees
Algemene voorbeelden
Ze gooiden een biefstuk in de pan, sneden een tomaat in schijfjes, en klaar was Kees.
Je kunt er wel af en toe eten, maar niemand heeft geld genoeg om iedere dag biefstukken te betalen.
Voor de werkman zijn biefstuk, dat waren de socialisten.
Daklozen, drugsverslaafden en bejaarden in Atlanta krijgen deze dagen gevulde kreeft, biefstuk van de haas, gemarineerde zalm en kiwi-kaastaart geserveerd.
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- biefstuk eten
"Je kan maar één biefstuk eten per dag," is één van zijn no nonsense gezegdes.
's Avonds zult U dan een flinke biefstuk moeten eten met alleen maar een appel of een rauwe tomaat.
met adjectief ervoor
- Argentijnse biefstuk
- bloederige biefstuk
- dure biefstuk
- goedkope biefstuk
- malse biefstuk
- rauwe biefstuk
Dit allemaal omdat de mens nu eenmaal per se goedkope biefstukken wil eten.
Een paar jaar geleden werd het prachtige stijlvolle restaurant verpacht aan Los Gauchos. Ik heb niks tegen Argentijnse biefstukken, maar ik vond het vloeken in de kerk. Vooral de oude obers die hadden bijgetekend, liepen voor gek in hun pakken van de Pampa.
In Wenen deelde zij een tijdlang een appartement met haar bejaarde stiefvader, een schatrijke vrek die de hele dag bloederige biefstukken at en stapels bankbiljetten in het haardvuur gooide omdat hij ze niet aan anderen wilde geven.
Die man kijkt naar drie koeien in een verder leeg weiland. Die man denkt: Dat worden dure biefstukken.
Een malse biefstuk van tweehonderd gram.
Kwade tongen beweren dat ik het vaderland ontvlucht ben omdat er daar, hoe welvarend het ook was, nergens meer een smakelijke, malse biefstuk was te krijgen.
Vooral de rechterkant van haar billen was helemaal paars geworden, als een rauwe biefstuk.
Dat je op een blauw oog het best een rauwe biefstuk legde?
met adjectivisch voltooid deelwoord
- bedorven biefstuk
- gebakken biefstuk
- gehakte biefstuk
- geroosterde biefstuk
De hele Once-formatie met zware spijsverteringsproblemen van tafel. Slechte risotto, muesli of bedorven biefstuk. Eentje die gespaard bleef. Alex Zülle.
De hond kreeg gebakken biefstuk geserveerd in een zilver bonbonschaaltje dat ze, naarmate de maaltijd vorderde, in de rondte draaide, want het beest was nog te beroerd om er omheen te lopen.
Bewaarbaarheidsduur van vlees. Algemeen bewaart vet vlees minder lang dan mager vlees [...]. Rundvlees: magere stukken (biefstuk): 9-10 maanden; vette stukken (gehakte biefstuk): 6 maanden.
Elke geur [...] geeft aan de reukcellen in de neus een chemisch signaal af. De reukcellen zetten deze chemische boodschap om in een elektrisch signaal, dat naar de hersenen wordt doorgestuurd. Onze hersenen zijn in staat om de reuk te 'vertalen' in geur. Zij herkennen in die chemische boodschap de geur van koffie, een roos, gebakken biefstuk.
Relish is meestal een combinatie van vruchten en groenten, kort gekookt met kruiden en specerijen, suiker en azijn. Lekker bij Indiase curry's maar ook bij gehakte biefstuk, rauwkost en koud vlees.
Iedereen kreeg tegelijk een perfect door Bob geroosterde biefstuk.
met voorzetselgroep
Voorzetsel: met
- biefstuk met brood
- biefstuk met friet
- biefstuk met pepersaus
- biefstuk met sperziebonen
Dat varieert van een eenvoudige biefstuk met brood tot een exquise filet de boeuf aux graines de moutarde met uitgebreid garnituur.
Heb je liever een biefstuk met pepersaus? vroeg de ober bezorgd achter mijn rug.
Na het werk aten we biefstuk met friet. Het was de eerste keer dat ik in een restaurant kwam.
Het ging de schaatser met het Gouds Kanaal in zijn benen allemaal voorbij, hij deed energie op met een biefstuk met sperziebonen bij Van Kootens Smulpaleis.
met ander, nevengeschikt substantief
- biefstuk en karbonade
- biefstuk en runderlappen
- biefstuk en sudderlap
Jos is India inmiddels goed beu: hij droomt van biefstuk en karbonade en serene rust.
In spiervlees van runderen (zoals biefstuk en runderlappen) zijn de ziekteverwekkers nog nooit gevonden.
Velen van u vinden het helemaal niet erg dat er voor uw biefstuk en sudderlap beesten worden gedood.
Vaste verbindingen
Woordfamilie
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
biefstuk 1.1
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 1.1 |
---|
Algemene voorbeelden
Zorg dat rood vlees, zoals biefstuk en tartaar goed doorbakken is.
'Het eigenaardige is dat je bij een slager eerder aan biefstuk denkt. Misschien dat dat al een aanwijzing is dat zijn worst minder goed is?'
Op een avond ziet hij hoe de baas een lading biefstuk van onduidelijke herkomst inkoopt en verandert heel de entourage op zijn netvlies in bedorven vlees.
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- biefstuk eten
Wie een biefstuk op zijn bord krijgt, weet voortaan wat hij eet [...]. Met andere woorden: u eet voortaan geen biefstuk meer, maar Bella (4 jaar) uit Bertem, die in Poperinge is opgegroeid, in Anderlecht de kogel kreeg en door beenhouwer Peeters uit Leuven als lekkernij wordt verkocht.
Biefstuk eten kan wel, omdat rundvlees binnenin geen ziekteverwekkende bacteriën bevat.
Door de welvaart heeft de consument steeds meer geld gekregen tot het moment dat hij elke dag biefstuk eet.
met adjectief ervoor
- dure biefstuk
- malse biefstuk
- rauwe biefstuk
Deze dikbilfactor is een erfelijke afwijking bij runderen waar mee doorgefokt is, omdat in de billen veel dure biefstuk zit.
'Koteletten,' zei Sjef, naar het hondje kijkend. 'Koteletten en cordon bleu. Wat anders lust ie niet.' 'Hoenhoewawa,' zei de caféhouder. 'Ja dat is waar,' gaf Sjef toe; 'malse biefstuk van de haas. Maar pens ofzo? Pffft, vergeet het maar. Meneer vreet het niet.'
Geen rauw of halfrauw vlees eten (bv. rosbief, rauwe biefstuk, filet américain).
Als je een hond de ene dag zonder reden schopt, en de volgende dag zonder reden liefkoost, als je een hond de ene week laat hongeren en dorsten en de volgende week op tien kilo malse biefstuk laat kauwen, dan krijg je onvermijdelijk een valse, verwaarloosde, achterdochtige hond.
En dan blijken er met goedkoop gehakt inderdaad veel meer mogelijkheden te zijn dan met dure biefstuk.
Ook dunne plakjes tonijn, besprenkeld met olijfolie en citroensap en bestrooid met zout, peper en groene kruiden worden tegenwoordig geserveerd als variatie op de Italiaanse carpaccio van rauwe biefstuk.
met substantief ervoor
- een ons biefstuk
- een pond biefstuk
Eén ons biefstuk bevat evenveel ijzer als twee kilo spinazie.
Zijn ontbijt zou bestaan uit vijf geklopte eieren, een heel brood en anderhalf pond biefstuk.
Wat ze nodig heeft is een pond biefstuk en een vent die iets anders doet dan de hele dag schrijven.
August verorberde nu elke dag, ook op vrijdag en zaterdag, anderhalf pond biefstuk van de haas.
met ander, nevengeschikt substantief
- stukje biefstuk
- stukjes biefstuk
Gebakken mie, met stukjes biefstuk, plakjes lever en nier, inktvis en kogelronde champignons.
Hij schudde zijn hoofd en sneed een mals stukje biefstuk af, dat hij smaakvol opat voordat hij zuchtend antwoord gaf.
Daarna heeft ze de tong opgegeten alsof het een stukje biefstuk was.
Vaste verbindingen
biefstuk 2.0
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 2.0 |
---|
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een biefstuk…
is vlees; is voedsel
- [Kleur] heeft een rode, roze of witte kleur (afhankelijk van het dier waar het vandaan komt)
- [Functie] wordt gebruikt om te bereiden tot een vleesgerecht
- [Plaats van herkomst] komt van gespierd vlees, bij zoogdieren van bovenbil, spierstuk of lende
- [Temperatuur] wordt voornamelijk warm gegeten
- [Behandeling of bewerking] wordt ter bereiding gebraden, gebakken of gegrild (meestal rood, rosé of doorbakken)
- [Gebruikswijze] wordt met bijvoorbeeld aardappelen en groente als hoofdmaaltijd gegeten
Algemene voorbeelden
Indien u voor de eerste keer wild gaat eten kunt u het beste de keuze maken voor een biefstuk van hert of ree.
Een sappige biefstuk van tonijn bedekt met een laag peterseliepuree en lamskoteletjes met kruidenpasta.
Bak eens een biefstuk van struisvogel of krokodil.
Bak intussen de biefstuk. Serveer de saus over de struisvogel.
Woordfamilie
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
biefstuk 2.1
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 2.0 : 2.1 |
---|
Algemene voorbeelden
Ook mijn eigen Coles supermarkt, zeg maar de Albert Heijn van Australië, heeft een heel schap met wild. Een groot deel daarvan is kangoeroe. Er liggen grote lappen biefstuk, verschillende soorten worstjes en een rollade.
Trio biefstuk kangoeroe, struisvogel, springbok.