bleekgroen 1.0
met een bleke lichtgroene kleur; een bleke lichtgroene kleur hebbend
Algemene voorbeelden
BMW heeft een mooie groene metaalkleur, niet donkergroen, niet bleekgroen, maar met een blauwachtige schijn.
Hij zat tegen de toog geleund en zoog de bleekgroene olijf die hij in zijn whisky-soda gedompeld kreeg.
Er zijn weinig planten die zo snel groeien en hun best doen als het stekelnootje [...]. Naargelang van de soort hebben ze bleekgroene tot bronskleurige blaadjes.
Combinatiemogelijkheden
met substantief
- de bleekgroene kleur
- een bleekgroene kleur
De grond mag niet te zuur zijn anders groeit de spinazie niet al te best. Dat zie je het best aan de kleinere bladen en de bleekgroene kleur.