felgroen 1.0
met een felle, intens groene kleur; een felle, intens groene kleur hebbend
Algemene voorbeelden
Tussen de graven waren onkruid en struikgewas opgeschoten, veel gedenkstenen werden niet meer onderhouden en verdwenen langzaam onder dik, felgroen mos.
Combinatiemogelijkheden
met substantief
- felgroene ogen
Haar felgroene ogen tastten de gelaatstrekken van de oude rechercheur af.
- een felgroene appel
- een felgroene schil
De vrucht is echter kleiner en ronder en heeft een harde felgroene schil.
Granny Smith. Een friszure, felgroene appel met een stevige 'bite', die al sinds de vorige eeuw wordt gekweekt.
met werkwoord
- felgroen kleuren
Laat de broccoliroosjes even mee smoren, ook weer onder regelmatig omscheppen, totdat ze felgroen kleuren.
- er felgroen uitzien
De planten, die er in het water felgroen uitzien, wiegen heen en weer.