bobtail 1.0
grote hond met een schofthoogte van 50 tot 60 cm, oren aan de zijkant van de kop,
soms een korte staart en een stugge, langharige vacht met variërende kleuren, vaak
wit en grijs of blauw
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bobtail…
is een hond; is een zoogdier; is een dier
- [Afmeting] heeft als mannetje een schofthoogte van 61 cm en als vrouwtje 56 cm
- [Kleur] heeft haren die verschillende kleuren kunnen hebben; heeft vaak een vacht die deels wit is en deels grijs tot blauwachtig; heeft romp en poten in dezelfde kleur, soms op een witte sok na
- [Deel] heeft kleine vlakke oren naast de kop; heeft een stugge vacht met lange haren die verschillende kleuren kunnen hebben; heeft soms een normale, soms een korte staart
- [Herkomst of oorsprong] is afkomstig uit Engeland
Algemene voorbeelden
Uw bobtail heeft veel haren in de gehoorgang zitten.
Hij vertelt hoe tegen het eind van de vorige eeuw verschillende landen een "nationale hond" naar voren schoven: de Duitsers hun scheper, de Fransen pronkten met de briard en de beauceron, en de Engelsen hadden hun collie en bobtail.
De honden met een bovenvacht met mozaïek verharing en een ondervacht met blokverharing zijn bv. de Bobtail, de Schotse Herder en de Bearded collie.
De populaire bobtail Samson, baasje Gert, de burgemeester en mijnheer Spaghetti krijgen een nieuw optrekje tussen Schelle en Aartselaar.