boezeroen


boezeroen 1.0

afbeelding

Bron: Werwil
( CC BY-SA 2.0 )

korte kiel met lange mouwen, vaak van blauwgestreept katoen of linnen, die vooral door zeelieden en werklui wordt gedragen

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een boezeroen…

is een kiel; is een kledingstuk; is een voorwerp

  • [Afmeting] is een korte kiel
  • [Kleur] is vaak blauwgestreept
  • [Deel] heeft mouwen
  • [Materiaal] is van katoen of linnen
  • [Gebruiker] wordt vooral gedragen door zeelieden en werklui

Algemene voorbeelden


Op de deel stond Jasper een paar melkbussen te schrobben. Hij had de mouwen van zijn boezeroen opgestroopt en hanteerde de borstel alsof zijn leven ervan afhing.

De hangende man, Koos van Zomeren,

Na enig gesjor waarbij een van de mouwen van haar bontjas bij de schouder scheurde, had ik haar linkerbeen uit de kloof tussen wal en schip [...]. Haar kous was volledig aan flarden en er zat rouge op mijn blauwe boezeroen.

Een hete ijssalon, Heere Heeresma,

Hij had ze zelf gezien, die vrouwen die uit Polen en Rusland kwamen, dof en vormloos in jakken [...], vrouwen in boezeroenen en pofmouwen en verminkte verminderde mannen met lederschorten voor.

Het verdriet van België, Hugo Claus,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding