bonusbroer


bonusbroer 1.0

((vooral) in Nederland; neologisme)

broer die de biologische of geadopteerde zoon is van de partner van iemands biologische ouder; zoon van iemands stiefouder uit een andere relatie; stiefbroer; plusbroer
Het woorddeel bonus drukt net als plus in plusbroer uit dat de stiefbroer een aanwinst is voor zijn stiefzus(sen) en/of stiefbroer(s). Ook wel gebruikt voor een goede vriend die zoveel over de vloer komt dat het lijkt of hij een broer is.

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een bonusbroer…

is een broer; is een familielid; is een mens

      Algemene voorbeelden


      Mijn vader had vier kinderen van twee vrouwen. Toen hij overleed, logeerden we tot de begrafenis bij zijn weduwe: mijn broer, halfbroer, halfzus en ik. We kozen samen de kist uit, praatten tot diep in de nacht en dronken veel te veel wijn. Sindsdien hecht ik nog meer aan mijn bonusbroer en -zus. Dankzij hun verhalen leek het zelfs of de relatie met mijn overleden vader, die ik tussen mijn 9e en 19e niet heb gezien, zich met terugwerkende kracht enigszins herstelde.

      https://www.psychologiemagazine.nl/artikel/bonusfamilie/,

      Geborgen in het tuinhuisje tussen insectenposters en microscopen draagt ze een stuk voor over een bonusbroer en -zus die ruziën over een cavia genaamd Tijger.

      Het Parool,

      "Tim was een klasgenoot van mijn broertje. Hij kwam steeds vaker bij ons thuis. Ging mee op vakantie. Hij voelde als een bonusbroer."

      Algemeen Dagblad,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding


      Etymologie


      Aard herkomst inheems woord
      Vroegste datering 2022