plusbroer 1.0
((vooral) in België; neologisme)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een plusbroer…
is een broer; is een familielid; is een persoon
Algemene voorbeelden
"De diversiteit in gezinnen is gigantisch toegenomen. Er zijn niet alleen stiefbroers en stiefzussen, of om het mooier te zeggen: plusbroers en pluszussen, er zijn ook halfbroers en halfzussen, plusmama's en pluspapa's, bijkomende grootouders. Dit soort gezinnen zijn geen 365 dagen op een jaar bij elkaar. Soms zijn ze met zes, soms met twee, soms met vier. In dit verhaal was het ook zo."
Hey Lisa, mijn ouders zijn gescheiden, mijn pa doet lastig en mijn plusmoeder (stiefmoeder) is een echte chagrijnige stresskip. Bovendien geeft mijn pluszus op alles commentaar. Mijn plusbroer is wel oké. ik moet elke week wisselen en ik ben het echt zo beu bij mijn pa. Erg lang hou ik het er niet meer vol! Help me, please.
Pleegbroer ontpopte zich tot zijn grote vreugde tot bowlingspecialist. Plusbroer kon er ook wat van!
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Etymologie
Aard herkomst | inheems woord |
---|---|
Vroegste datering | 2008 |