de kaken op elkaar houden 1.0
niets zeggen, ook niet onder grote druk; pertinent weigeren iets te zeggen
Vaak in combinatie stijf en in mindere mate met stevig
Algemene voorbeelden
Mensen die je voorheen nog wel eens spontaan wat informatie influisterden over een belangrijke zaak, houden nu de kaken stijf op elkaar uit woede over weer een prent na een minieme snelheidsovertreding op een lege provinciale weg.
Verantwoordelijke bewindslieden en departementale woordvoerders klemmen eensgezind de kaken op elkaar als gevraagd wordt of het waar is dat in ondergrondse bunkers in Brabant een arsenaal 'tactische kernwapens' ligt opgeslagen.
Iedere sponsor van niveau houdt discreet zijn kaken op elkaar als hem indringende vragen over zijn personeel worden gesteld.