hoerenloper


hoerenloper 1.0

(zeer informeel; pejoratief)

man die regelmatig naar de hoeren gaat; man die regelmatig prostituees bezoekt

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een hoerenloper…

is een persoon

  • [Frequentie] gaat regelmatig of vaak naar de hoeren
  • [Activiteit of handeling] bezoekt hoeren

    Algemene voorbeelden


    Freek vertelde in zijn onbeholpen Duits hoe hij eens in de rosse buurt van Amsterdam hoerenetalages filmde. Op een gegeven moment werd hij door een paar pooiers gegrepen en met camera en al in de gracht gegooid. Omstanders – hoerenlopers en voyeurs – haalden hem uit het water.

    Alles wat het geval is, Milo Anstadt,

    Combinatiemogelijkheden


    met adjectief ervoor


    • een geroutineerde hoerenloper

    Gedegen als een geroutineerde hoerenloper die eerst alle ramen langsgaat, kuierde hij door het gangpad en nam van elke coupé de inhoud op.

    Poot: verhalen over de hond, Midas Dekkers,

    • een ordinaire hoerenloper

    'Ze gaan sluiten,' zegt Jan, 'zal ik een taxi bestellen?' 'Een taxi? Terwijl ik recht van lijf en leden ben [...]? En wie betaalt die taxi, jij soms? Of een ander ongelukkig iemand die ook niet naar huis mag lopen van een vriend die helemaal geen vriend is maar een gewone ordinaire hoerenloper.' 'Je moet naar bed,' zegt Jan.

    Mooi was Maria, Marijke Höweler,

    • een vieze hoerenloper

    Oh, ik heb helemaal geen medelijden met die vieze hoerenlopers, ze leggen zó vierhonderd gulden neer voor hun eigen genoegen en tegen hun vrouw zeggen ze dat ze wat minder huishoudgeld krijgt omdat de AOW-premie verhoogd is.

    Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel, Yvonne Keuls,