januari 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Januari…
is een maand; is een periode; is een tijd
- [Deel] bestaat uit 31 dagen
- [Geheel] maakt deel uit van het jaar en is een wintermaand
- [Rang of hiërarchische positie] is de eerste maand van het jaar op de gregoriaanse kalender
- [Duur] duurt 31 dagen
- [Ordening of volgorde] wordt voorafgegaan door de maand december en gevolgd door de maand februari
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is een maand met relatief koud weer en de maand waarin het nieuwe jaar met vuurwerk, nieuwjaarsrecepties en nieuwjaarstoespraken wordt ingeluid
Algemene voorbeelden
Walrussen paren in januari en februari. Dit kan in het water of op het land gebeuren.
Een voorbeeld van een tafereel uit het dagelijks leven is het lied 'Driekoningenvreugd', dat ter gelegenheid van het Driekoningenfeest op 6 januari in de kroegen gezongen werd.
Vanaf 1 januari 2002 kan iedereen met euro's of guldens betalen, en moeten alle winkels en bedrijven de nieuwe munt accepteren.
De Serviërs en Montenegrijnen zijn orthodoxe christenen en vieren op 13 januari nieuwjaar.
De Stichting Historie van Ruinen houdt op dinsdag 3 en woensdag 4 januari nieuwjaarsvisites [...]. Vroeger was het gebruikelijk dat buren in het begin van het nieuwe jaar beurtelings bij elkaar op visitite gingen om elkaar een gelukkig nieuwjaar te wensen.
De Waalse regering ontdekte deze week dat haar intercommunale en andere openbare bedrijven sinds januari belastingen moeten betalen op maaltijdchecks, en op auto- en verplaatsingskosten die ze aan hun personeel betalen, op relatiegeschenken, enzovoort.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- een koude januari
- aanstaande januari
met adjectivisch voltooid deelwoord
- afgelopen januari
met voorzetselgroep
- in januari van dat jaar
- in januari van dit jaar
- in januari van vorig jaar
- 1 januari om 12.00 uur
- 11 januari om 16.00 uur enz.
in voorzetselgroep
- half januari
- in januari
- midden januari
- na januari
- per januari
- rond januari
- sedert januari
- sinds januari
- tegen januari
- tot januari
- vanaf januari
- van januari tot mei enz.
- de derde, laatste enz. week van januari
- de derde, laatste enz. dag van januari
- de eerste zaterdag, zondag enz. van januari
met substantief ervoor
- begin januari
- eind januari
- de maand januari
- (vorig) jaar januari
met telwoord ervoor
- 1 januari
- 2 januari
- 3 januari
- 4 januari
- 5 januari
- 6 januari
- 7 januari
- 8 januari
- 9 januari
- 10 januari
- 11 januari
- 12 januari
- 13 januari
- 14 januari
- 15 januari
- 16 januari
- 17 januari
- 18 januari
- 19. 20 januari
- 21 januari
- 22 januari
- 23 januari
- 24 januari
- 25 januari
- 26 januari
- 27 januari
- 28 januari
- 29 januari
- 30 januari
- 31 januari
- een januari
- één januari
- vijf januari
- de eerste januari
- de tweede januari
- de derde januari
- de vijfde januari
met telwoord erachter
- januari 1940
- januari 1944
- januari 2000
- januari 2009 enz.
- januari '97
- januari '98 enz.
met aanwijzend voornaamwoord
- januari dat jaar
- januari dit jaar
overig
- medio januari