knoeier


knoeier 1.0

iemand die door onbekwaamheid knoeiwerk maakt; prutser

Algemene voorbeelden


De eis dat de mensen goed opgeleid moeten zijn is natuurlijk alleszins redelijk. Het ligt voor de hand dat de samenleving niet gebaat is bij knoeiers die niet weten waarover het gaat.

http://home.wxs.nl/~filosvis/hakta-47.htm

Merx hoeft voor mij kunstenaars niet te behandelen als heiligen, maar schilderen 'aardig met de kwast wapperen' noemen en dichten 'ouwehoeren' en 'dik doen met woorden' is weer het andere uiterste. Daaruit spreekt de minachting van het onvruchtbare schijntalent, de nijd van de knoeier en de kliederaar.

Averechts, Gerrit Komrij,

In de geschiedenis der Vlaamse letteren valt Boon te plaatsen in de rij van hier genoemde schrijvers: volksschrijvers, onhandige vormgevers, stilistische knoeiers, woordmodderaars, de Van Goghs van de Vlaamse literatuur, maar wel gedrevenen, kankeraars, rebellen.

De bierkaai. Kladboek 2, Jeroen Brouwers,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding


knoeier 2.0

iemand die fraude pleegt; fraudeur

Algemene voorbeelden


De tijd is voorbij dat landbouwproducten op een anonieme hoop belandden en er geen haan kraaide naar eventuele ongerechtigheden. Als het regime werkt, zijn knoeiers voortaan snel traceerbaar.

Het Financieele Dagblad,

Voor er opnieuw een kans bestaat op een politieke moraal, die naam waardig, en op een gezondmaking die de jeugd doet geloven in de democratie en in "de dienst aan het volk", moeten de grote knoeiers en de bedriegers van het toneel verdwijnen.

De Standaard,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding