koopkrachtklif 1.0
(politiek en bestuur; cultuur en samenleving; (vooral) in Nederland; neologisme)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een koopkrachtklif…
is een afgrond
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is een financiële afgrond
- [Betrokkene] dreigt voor mensen met weinig geld
- [Oorzaak, reden of aanleiding] dreigt door steiging van de kosten van levensonderhoud, bv. door inflatie en stijgende energieprijzen
- [Gevolg of resultaat] zorgt ervoor dat mensen onder de armoedegrens komen en niet meer in levensonderhoud kunnen voorzien
Algemene voorbeelden
GroenLinks-voorman Klaver heeft het over een "koopkracht-klif" waar Nederlanders volgend jaar op af rijden. "Dit nieuws komt op de dag dat we zien dat de topman van Shell 11 miljoen euro verdient en dat is onwijs onrechtvaardig." Het kabinet moet wat hem betreft zo snel mogelijk duidelijk maken hoe de groep onder de armoedegrens wordt gesteund.
'Er wordt makkelijk gedaan over dat er geen koopkrachtcrisis is. Natuurlijk zijn er nog steeds mensen die op skivakantie kunnen, maar er zijn ook velen die het met de maatregelen van de overheid om de energieprijzen te temperen alleen met hangen en wurgen redden. Als die maatregelen eind dit jaar aflopen, koersen zij af op een koopkrachtklif. Zij zijn de pineut als we voor die tijd de koopkracht niet hebben gerepareerd.' [...] Thijssen: 'De situatie vraagt nog steeds om een sociaal akkoord. Ik verwacht anders dat de politiek tegen de zomer weer in hetzelfde gedonder zit als vorig jaar, want die koopkrachtklif per 1 januari zie je aankomen en daar zullen toch oplossingen voor moeten komen.'
Etymologie
| Aard herkomst | inheems woord |
|---|---|
| Vroegste datering | 2023 |
| Periode opkomst | Werd gebruikt als retorische term in de aanloop van de Nederlandse Provinciale Statenverkiezingen van 2023. |
| Bedenker | Werd waarschijnlijk bedacht door GroenLinks-voorzitter Jesse Klaver. |
| Neologisme van de week | 13 maart 2023 |
| Samenhangende woorden (betekenis) | armoededrempel; bestaansminimum; inkomenskloof; inkomensongelijkheid; koopkrachtkloof; welvaartskloof |