leenbrief 1.0
(archaïsch)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een leenbrief…
is een document; is een akte; is een geschrift
- [Functie] diende om onroerend goed in leen te geven
- [Onstoffelijke inhoud] bevat het bewijs dat een leenheer onroerend goed in leen heeft gegeven aan een leenman (vazal)
Algemene voorbeelden
Wat opvalt is dat de rivier, met uitzondering ter plaatse van de Dollard, geen vastgestelde territoriale grens kent met de Bondsrepubliek Duitsland. De oorzaak hiervan ligt in de middeleeuwen. Aan Duitse zijde beroept men zich op een leenbrief van keizer Friedrich III aan hoveling Ulrich Cirksena van Greetsiel, waarin hij aan de laatste in 1454 een gebied in leen geeft.
Bij een belening stelde de leenheer een bezegelde akte op, de leenbrief. Soms ontving de leenheer van zijn leenman een renversaal, een akte waarin de leenman erkende door de leenheer met bepaalde leengoederen beleend te zijn waardoor de rechten van de leenheer nog eens expliciet werden vastgelegd.
Kasteel Endegeest wordt al genoemd in een leenbrief uit 1307. Hoe dit kasteel er uitzag is niet bekend. Omdat het in 1647 niet meer voldeed aan de eisen die toendertijd aan een moderne behuizing werden gesteld werd het huis afgebroken en is er een kasteelachtig landhuis met poortgebouw en slotgracht voor in de plaats gekomen.
In 1429 maakte Jacoba van Beieren bezwaar tegen de belening van het bezit. Zij beval de leenbrief te onderzoeken op echtheid. Eigenlijk een overbodige actie daar de toenmalige Albrecht nog in het bezit was van het origineel uit 1250, compleet met zegel van Sijmon van Haarlem.
Vanaf het jaar 1440 komt de hofstede voor in de leenkamer van het huis Den Ham. De oudst bewaarde leenbrief uit 1440 werd uitgevaardigd ten gunste van Johan uten Ham, zoon van de leenheer Frederik uten Ham. In 1469 werd Johan beleend door zijn neef Frederik, een kleinzoon van de vorige Frederik. Pas deze leenbrief geeft een indruk van de omvang van het leen.