luidens


luidens 1.0

((vooral) in België; archaïsch. Alleen in Nederlands Nederlands en Surinaams Nederlands verouderd.)

volgens; overeenkomstig
Verouderd in Nederlands Nederlands en Surinaams Nederlands, maar niet in Belgisch Nederlands. Meestal gebruikt met een zelfstandig naamwoord of een eigennaam, maar heel soms ook met een persoonlijk voornaamwoord.

Algemene voorbeelden


Luidens een verdrag tussen de VS en Japan mogen er op Okinawa in vredestijd geen kernwapens worden opgeslagen.

De Standaard,

Luidens Seneviratne is de overheid te laks en worden de wetten helemaal niet toegepast.

De Standaard,

De aanpak die Dehaene voorstaat, brengt, luidens de CVP-jongerenleider, een sluimerende sociale onrust mee gedurende heel 1996.

De Standaard,

Een woordvoerster van de politie bevestigde de feiten. Ze zei dat de jongedame "opzettelijk bloemen uitrukte en op de grond gooide". Luidens haar hadden de agenten een goeie reden om haar te arresteren.

De Standaard,

Hier rijst dan onvermijdelijk de vraag naar de juridische inhoud van de uitdrukking "discretionaire macht" die, luidens art.103 van de Grondwet, aan de Kamer toekomt.

De Standaard,

De beschrijving van het Nederlands is nooit af, en veel van de verschillen tussen het Nederlands vallen ons niet op. De redacteuren van de e-ANS en Van Dale zouden bij hun volgende herziening echter kunnen overwegen, luidens van een label te voorzien dat uitdrukt dat het woord in het Noorden en in Suriname archaïsch is, maar in het Zuidelijk deel van het taalgebied niet; taalgidsenschrijvers zouden erop kunnen wijzen dat luidens teksten een Vlaams aroma geeft.

https://neerlandistiek.nl/2023/03/luidens-mijn-gegevens/,