lummelen


lummelen 1.0

zijn tijd verdoen zonder iets degelijks uit te voeren; lanterfanten

Semagram (extra betekenisinformatie)


Lummelen…

is een toestand

      Algemene voorbeelden


      Ama komt binnen en loopt bijna tegen me op. 'Wat zit je daar op die stoel te doen?' Ik probeer haar te vertellen dat ik uitrust. Ze is er niet blij mee. 'In hemelsnaam, Jean-Pio, doe toch iets, lieverd. Zit niet de hele dag te lummelen en in de lucht te staren. Ik heb je gezegd dat ik daar niet tegen kan.'

      De jongen die alles goed wou denken, Ben Faccini,

      'Wat sta je hier te lummelen, kom binnen jij rotzak!'

      De droogte, Herman Brusselmans,

      'Met uw moeder die bedlegerig is, en uw vader die niet uit de voeten kan met zijn kapotte knieën, wie doet er thuis het werk terwijl gij hier maar wat loopt te lummelen? De Heilige Geest misschien?'

      Een lichtgevoelige jongen, Walter van den Broeck,

      Zijn bezit wordt een bewijs voor zijn smadelijke afkomst, zijn bezit wordt een wapperende vlag waarop geschreven staat dat hij zijn leven lang niets heeft gedaan dan lummelen, en hoe hij ook zijn best doet die vlag te strijken, het lukt hem niet.

      De mensheid zij geprezen, Arnon Grunberg,

      Omdat hij tijdens de warming-up wat lummelt, krijgt hij een standje van trainer Co Adriaanse.

      De Telegraaf,

      Woordfamilie


      Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


      Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen