melkboer 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een melkboer…
is een persoon
- [Plaats] rijdt van deur tot deur of heeft een winkel met melk en zuivelproducten
- [Tijd] is tegenwoordig vrijwel helemaal uit het straatbeeld verdwenen
- [Activiteit of handeling] verkoopt melk en zuivel, bv. boter, kaas en eieren, en soms ook andere producten
- [Middel] brengt zijn producten rond in melkbussen of melkflessen op een melkkar of in een gemotoriseerd voertuig
Algemene voorbeelden
In de ene versie, de herinnering, staat hij in de deuropening, de melkboer heeft net drie maatbekers melk geleegd in de pan van zijn moeder.
Nog in de vijftiger jaren kwam de melkboer langs de deur met dagverse melk, niet in de laatste plaats omdat niemand een koelkast had.
's Ochtends keek ik naar wat de melkboer fijn tinkelend voor de deur zette: limonades, melk, eieren, vla.
Blok keek weer naar buiten, bij God en alle joden wat was dat allemaal lelijk; teilen, grauwe sokken aan de lijn, bezems, schuttingen, en net op dat moment sjokte Joop de melkboer voorbij, zeulend aan zijn kar, waarop de grote melkkan slordig gehuld in een niet al te frisse deken.
Zoals ze vroeger bij de melkboer en voddenman voor de kar gespannen werden om te helpen trekken, liepen de honden nu voor karren met mortiergranaten of zeulden zware mitrailleurs.
In het karrespoor belemmerden een ijscokarretje, de bestelwagens van de soepventer en de melkboer en de bakker en een groentenwagen elkaar de doorgang.
De bakker, de melkboer, de postbode, de leverancier van diepvriesproducten, iedereen die aan huis bezorgde had woorden tekort om te beschrijven hoe sympathiek meneer Roel was.
Vaste verbindingen
van de melkboer zijn
-
vermoedelijk een bastaard zijn; niet door de officiële echtgenoot verwekt zijn
'Je hebt een leuke dochter,' zei Cobie tegen mijn vader, 'een knappe dochter [...]. Maar ze is donker. En jij bent blond.' 'Ze lijken wel op elkaar vind ik,' zei Rita. 'Ja, maar toch ...' zei Cobie, 'grapje, heb jij die wel met je eigen brandweerslang gemaakt, Willem?' Ze begonnen te lachen. Ze keken tersluiks naar mij. 'Jawel,' zei mijn vader. Hij grinnikte ook. We hadden inmiddels een tweede fles sherry aangesproken. 'Bartje de slang van de brandweer hangt heel stil aan de muur,' zong Rita plotseling. 'Jarenlang is er geen brand meer, Bart ziet geen rook of vuur ...' viel Cobie in. 'Zij lijkt heel erg op mij,' schreeuwde mijn vader boven de vrouwen uit. Hij wees naar zichzelf. ' En die andere lijkt op haar moeder [...]' 'Weet je zeker dat het er niet eentje van de melkboer is [...]?' riep Cobie.
Woordfamilie
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
melkboer 1.1
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0: 1.1 |
---|
Algemene voorbeelden
'En nu nog naar de melkboer voor vruchtensap,' waarschuwde Maarten.
Vroeger had je op elke straathoek een winkel. Groenteboer. Melkboer. Slager. Bakker. Nu zijn het woonhuizen met extra grote ramen geworden.