mieteren


mieteren 1.0

(zeer informeel)

met geweld gooien; smijten
Vaak met de bijgedachte dat dit in woede of op achteloze wijze gebeurt. Steeds met een voorzetselbepaling die dienst doet als bijwoordelijke bepaling van richting.

Semagram (extra betekenisinformatie)


Mieteren…

is een handeling

      Combinatiemogelijkheden


      met voorzetselgroep


      Voorzetsel: achter

      • iets achter iets mieteren

      Ik vond het belachelijk om te zien hoe moeder tierend naar binnen rende, een door mij weggeworpen lap vlees in een boterhammenzak hoog boven haar hoofd geheven. 'Wie heeft dit achter het fornuis gemieterd? Al weken ruik ik een rottingslucht.'

      Alle verhalen, Manon Uphoff,

      Voorzetsel: bij

      • iets (alles) bij elkaar mieteren

      En tot slot de restjes opmaken. Alles bij elkaar mieteren. Zoals de Russen doen. Wodka, cognac, likeur, weer wodka, koffie, wijn, sjampanskoje, alles door elkaar in de thermoskan.

      Hier ben ik, Donald Niedekker,

      Voorzetsel: in

      • iets of iemand in iets mieteren

      Het was een oude kieskeurige criticus van wie het kale hoofd een karakteristieke vorm had dat elke première verlichtte en wiens hartstochtelijk plezier er in bestond jonge mannen voor een korte tijd vanuit zijn beoordelend gezichtspunt op te hemelen, om ze met minachting weer in de diepte te mieteren wanneer zij zichzelf hadden overschat.

      Hongarije, Lieve de Boeck (ed.),

      'Ik heb Alma's kleed in de vuilnisbak gemieterd. Het werd me even te veel.'

      Het meesterstuk, Anna Enquist,

      Dat gemopper over het stadsbeeld begrijp ik nauwelijks. Vies is het, maar minder vies dan vroeger. Onze eigen Gerard Reve bekent in Brieven aan Josine M. dat hij, en dat was in de late jaren zestig, nog vrolijk vuilniszakken vol smeerboel in de gracht mieterde. Dat moet hij nou niet meer proberen.

      De doosjesvuller en andere vondsten, Janwillem van de Wetering,

      Ik gruwde als ik op de HBS het zoontje van de advocaat Tuinman met een verwend neusje het broodbeleg zag inspecteren om vervolgens zijn twaalfuurtje in de vuilnisbak te mieteren. Ziedend werd ik bij het zien van aardappelen of restjes soep die door de plee gespoeld werden.

      De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, A.F.Th. van der Heijden,

      Ze keken elkaar aan. Trix de jongen alsof ze hem zo achterover het trapgat in wilde mieteren, de jongen Trix, alsof hij zich van louter ellende ruggelings de trap zou afwerpen.

      Trix en de onzekerheid, Hilbert Kuik,

      Voorzetsel: tussen

      • iets ergens tussen mieteren

      Ik rijd over Amsterdam naar huis en dan ga ik op het Leidseplein een paar broodjes halfom eten. Je weet wel, bij die zaak waar ze een ons lever en een ons pekel ertussen mieteren.

      De kus, Jan Wolkers,

      Voorzetsel: uit

      • iets of iemand uit iets mieteren

      Terwijl ze daarover praatten, voelde Maarten een grote woede opkomen, een vertraagde reactie, zoals dat bij hem altijd ging. 'Het liefst zou ik de hele troep eruit mieteren,' zei hij driftig.

      Het bureau. Dl. 6: Afgang, J.J. Voskuil,

      De BMW had hij aan een Duitser verpatst en van het geld had hij een brommer en een karrenvracht xtc-pillen gekocht. En de zak met boeken? Die hadden ze onderweg ergens in Wallonië de auto uit gemieterd.

      Verdwaalde post, Walter van den Broeck,

      Woordfamilie


      Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


      mieteren 2.0

      (zeer informeel)

      vallen; tuimelen
      Vaak met de bijgedachte dat dit plotseling gebeurt. Steeds met een voorzetselbepaling die dienst doet als bijwoordelijke bepaling van richting.

      Semagram (extra betekenisinformatie)


      Mieteren…

      is een handeling

          Combinatiemogelijkheden


          met voorzetselgroep


          Voorzetsel: naar

          • naar beneden mieteren

          Hij had trouwens meer eigenaardigheden, op de trap slapen bijvoorbeeld, altijd op een andere tree. Oom Ben is een keer over hem gestruikeld en naar beneden gemieterd - van niet al te hoog, alleen zijn bril was kapot.

          Het samenzijn, Jan Meyers,

          Voorzetsel: uit

          • uit iets mieteren

          'Wat moet Ruinen nu verder zonder Klaas de Boer?' 'Zeg dat wel mijnheer', antwoordt hij lachend, daarbij een dermate scheve positie innemend dat iemand die hem niet beter kent zou denken dat hij elk moment zijdelings uit zijn stoel kan vallen. De Boer zou waarschijnlijk het werkwoord 'mieteren' gebruiken, want ondanks zijn universitaire opleiding is bekakt taalgebruik hem vreemd. Onder de bevolking heeft hij de naam opgebouwd een burgemeester te zijn die 'altijd gewoon is gebleven'.

          Meppeler Courant,

          Helemaal van de wereld weg, de naam zegt het al: Gelders-End. Voor straf naar Gelders-End. Omdat je bij je geboorte uit het nest bent gemieterd en daardoor een 'onaangepast' gedrag gaat vertonen.

          Het verrotte leven van Floortje Bloem, Yvonne Keuls,

          Voorzetsel: van

          • van iets (af) mieteren

          Sinterklaas. Hij is van het dak gemieterd met die baard van hem en heeft zijn poot gebroken.

          Winterlicht. Een vergeetboek, Jeroen Brouwers,

          Woordfamilie


          Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen