mijn god 1.0
als uitroep om een sterke aandoening te uiten, vaak van ontzetting, ontstemdheid of
grote verbazing
Algemene voorbeelden
Overal zie ik bordjes met uitkijktekens. We kunnen ver kijken als we willen maar dat wil ik niet. Ik haat deze schoonheid en deze uitbundig flirtende panorama's. Haarspeldbochten, mijn god, wat een ellende! Dan begrijp ik het, dit is een echte beklimming.
'Mijn god, wat ben ik moe,' dacht hij.