november 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
November…
is een maand; is een periode; is een tijd
- [Deel] bestaat uit 30 dagen
- [Geheel] maakt deel uit van het jaar en is een herfstmaand
- [Rang of hiërarchische positie] is de elfde maand van het jaar op de gregoriaanse kalender
- [Duur] duurt 30 dagen
- [Ordening of volgorde] wordt voorafgegaan door de maand oktober en gevolgd door de maand december
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is een maand die gekenmerkt wordt door steeds lagere temperaturen, korter wordende dagen en vaak gure, stormachtige weersomstandigheden
Algemene voorbeelden
Er zijn al genoeg interviews met grote mannen die zo ver boven het maaiveld uittorenden dat hun voornaamste probleem hieruit bestond dat zij alles veel eerder en beter zagen dan de sukkels om hen heen. Heinsbroek legt het uit aan de Volkskrant (9 november 2002): 'Ik heb meestal gelijk. Dat is ook mijn probleem .'
Het is 2 november, Allerzielen. Dag waarop de doden met chrysanten en goede gedachten worden overladen.
Op 22 november 1963 maakt een geweerschot in Dallas Texas een einde aan het leven van de 35ste president van Amerika.
De vijf miljoen klanten van Aholds Amerikaanse supermarktketen Giant Food in Washington en Baltimore kunnen vanaf 7 november online winkelen.
Het Groninger-Museum, dat in november 1994 openging, trok vorig jaar 360.000 bezoekers.
In november komen massa's grutto's, tureluurs, watersnippen, kemphanen en andere trekvogels 'opvette' voor hun verre reis naar Afrika.
RTL4 zendt vanaf vrijdag 1 november een Nederlandse versie van Pop Idol uit.
Via beslissingen van 24 juli '93 en 5 november '94 gaf de Commissie groen licht voor de operatie. De bouw van de nieuwe raffinaderij werd toevertrouwd aan de joint venture TLT, bestaande uit de bedrijven Thyssen, Lurgi en Technip.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- aanstaande november
met adjectivisch voltooid deelwoord
- afgelopen november
met voorzetselgroep
- in november van dat jaar
- in november van dit jaar
- in november van vorig jaar
- 5 november om 15.00 uur
- 11 november om 16.00 uur enz.
in voorzetselgroep
- half november
- in november
- midden november
- na november
- per november
- rond november
- sedert november
- sinds november
- tegen november
- tot november
- vanaf november
- van november tot mei enz.
- de derde, laatste enz. week van november
- de derde, laatste enz. dag van november
- de eerste zaterdag, zondag enz. van november
met substantief ervoor
- begin november
- eind november
- de maand november
- (vorig) jaar november
met telwoord ervoor
- 1 november
- 2 november
- 3 november
- 4 november
- 5 november
- 6 november
- 7 november
- 8 november
- 9 november
- 10 november
- 11 november
- 12 november
- 13 november
- 14 november
- 15 november
- 16 november
- 17 november
- 18 november
- 19. 20 november
- 21 november
- 22 november
- 23 november
- 24 november
- 25 november
- 26 november
- 27 november
- 28 november
- 29 november
- 30 november
- vijf november
- elf november
- de tweede november
- de derde november
- de vijfde november
- de elfde november
met telwoord erachter
- november 1918
- november 1944
- november 1963
- november 1989
- november 1991
- november 1993 enz.
- november '93
- november '98 enz.
met aanwijzend voornaamwoord
- november dat jaar
- november dit jaar
overig
- medio november
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
- novemberakkoord
- novemberavond
- novemberbijeenkomst
- novemberboompje
- novemberbries
- novembercijfers
- novemberdag
- novemberfuture
- novemberherdenking
- novemberkou
- novemberlandschap
- novembermaan
- novembermaand
- novembermeeting
- novembermens
- novembermiddag
- novembermist
- novembermorgen
- novembernacht
- novembernamiddag
- novembernummer
- novemberochtend
- novemberregen
- Novemberrevolutie
- novemberstorm
- novembertemperatuur
- novemberuitgave
- novembervergadering
- novemberverkiezingen
- novemberweek
- novemberweer
- novemberwind
- novemberzon