op kop 1.0
(
Gezegd van met name wedstrijdsporters)
voorop in een groep of wedstrijd; aan de leiding
De verbinding gaat samen met werkwoorden als gaan, komen, lopen, rijden, staan en zitten.
Algemene voorbeelden
Hij reed negentig kilometer alleen op kop en verwierf een maximale voorsprong van ruim zes minuten.
In de laatste rechte lijn kwam de Italiaan dan toch op kop.
Vanaf het begin liep hij op kop en liet halverwege de reeds uitgedunde kopgroep de hielen zien.
Op kop van de betoging liepen de vakbondsleiders van ACV en ABVV.