pyjamabroek 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een pyjamabroek…
is een broek; is een overkledingstuk; is een kledingstuk
- [Geheel] is een broek die deel uitmaakt van een pyjama, meestal samen met een pyjamajasje
Algemene voorbeelden
Terwijl ik een pyjamabroek uit mijn koffer pakte, haalde Dana een ochtendjas van de kapstok.
Thuis werd Arend rechtstreeks naar zijn slaapkamer gestuurd. Zijn moeder wierp hem een pyjamabroek toe, schold op hem en sloeg de deur achter zich dicht. De sleutel knarste in het slot. Hij deed zijn broek uit, schopte hem van zich weg en worstelde zich in zijn pyjamabroek.
Op een stoel en naast de stoel lagen kleren. 'Leuk, visite!' riep de man die Harry moest zijn. Hij had alleen een pyjamabroek aan. ''t Is gisteren nogal laat geworden. Wie ben jij? Toch geen deurwaarder?' Hij moest hard lachen en nadat ik mijn naam had gezegd hief hij zijn handen omhoog.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- een gestreepte pyjamabroek
Fre trekt proper ondergoed en een gestreepte pyjamabroek aan.
met voorzetselgroep
Voorzetsel: op
- een pyjamabroek op de enkels
Meestal vonden wij hem terug op de wc, verder slapend, zijn pyjamabroek op de enkels.
met ander, nevengeschikt substantief
- pyjamajasjes en pyjamabroeken
Hij verdween als eerste in het gapende donker van de kelder, en wij volgden hem op de voet, maar schuifelend. We hielden elkaar vast aan onze pyjamajasjes en pyjamabroeken. De muur was koud, en aan de andere kant was veel leegte, maar geen leuning. Onze ogen hadden een tijdje nodig om aan het donker te wennen.