ransel 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een ransel…
is een voorwerp
- [Deel] bestaat uit een gedeelte om bagage in te stoppen en uit draagriemen
- [Materiaal] is vaak van leer
- [Functie] dient om bagage te dragen
- [Wijze] wordt op de rug gedragen
- [Gebruiker] werd in eerste instantie gebruikt door soldaten
Algemene voorbeelden
Overal hingen ransels, kleren, helmen, veldflessen, wapens, bajonetten, kogeltassen en koppelriemen.
De college jongens hadden ransels bij zich die uitpuilden van de boeken en de schriften. Binnenkort draag ik ook zo'n ransel, hij kan niet zwaar genoeg zijn.
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- een ransel dragen
- zijn ransel pakken
Een stuk zeep, enkele scheermesjes en een paar reservesokken. Daaruit bestond veelal de inhoud van de ransels die soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog op de rug droegen. En heel soms zat daar ook een boek bij.
Ook de grenswachten en kommiezen uit huize Vinke moesten hun ransel pakken en verdwenen in de duisternis van de wintermorgen richting Arnhem.
met adjectief ervoor
- een lege ransel
- een volgepropte ransel
De Vors gooide de bijlen en de lege ransel over zijn schouder en begon in de richting van het kasteel te stappen.
Naast de deur stonden een volgepropte ransel en twee fonkelnieuwe dubbelloops-geweren.
met voorzetselgroep
- een ransel op de rug
Van achter het gordijn kijken we naar de Grote Steenweg. Daar trekt een colonne Duitse soldaten te voet voorbij. Ze gaan op vaste afstanden achter elkaar, dicht langs de huizen, met hun ransel op de rug en geweer onder de arm.
in voorzetselgroep
- naast zijn ransel
Naast zijn ransel en veldfles sleepte een musketier een musket, laadstok, steunvork, kogels, grof en fijn kruit, kogelmal (om zelf kogels te gieten), lont, tondel en vuursteen mee en moest bovendien nog weten, hoe hij met al deze instrumenten om moest gaan.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
ransel 2.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Ransel…
is een gebeurtenis
- [Functie] heeft tot doel iemand te verwonden, te straffen of te intimideren
- [Activiteit of handeling] gebeurt door langdurig en hard slaan
Algemene voorbeelden
Ik wachtte tot ze binnen was [...] en de twee vrouwen in gesprek waren. Toen gooide ik de schop neer, klom over het hek en verdween langs het venterspad. Dan maar ransel met de karwats. Ik moest zien wat er op straat gebeurde.
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- iemand ransel geven
- ransel krijgen
Er werd koersgezet naar het volgende adres, de uitgelaten menigte rende mee, spoorde de bewakers op de laadbak aan om de vrouwen meer ransel te geven.
Als je te veel praatte, te veel vragen stelde, niet netjes genoeg in de rij liep, niet snel genoeg aan de kant ging als de meester langsliep, dan kreeg je ransel.
met substantief ervoor
- een pak ransel
De woedende inzittende, een brute jonge edelman was uit het rijtuig gesprongen, had een van de bewakers een knuppel uit handen gerukt en gaf de bedelaar nu een afschuwelijk pak ransel.
Annie Voorsluis, heb jij meneer Akkermans zo kwaad gemaakt dat ik straks een pak ransel van hem krijg?