samendrommen


samendrommen 1.0

( Gezegd van zowel mensen als dieren)
bijeenkomen en zich tot een drom, een menigte aaneensluiten; een drom vormen

Semagram (extra betekenisinformatie)


Samendrommen…

is een handeling

      Algemene voorbeelden


      Overigens werden in koude jaren vaak meer walvissen gevangen. De dieren zijn dan kwetsbaarder, omdat ze samendrommen in de laatste overgebleven wakken als 'ademgaten' tussen het zeeijs.

      NRC,

      Ik rende met de menigte mee tot de hoek van de Bleekerstraat, waar een grote mensenmassa was samengedromd.

      De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, Jan Cremer,

      De muziektent waar ik hoornblazers hun instrument hoorde stemmen, bleek bij nadering een hooiberg, met in de buurt een melkmachine waaromheen de koeien samendromden.

      Engelenplaque, A.F.Th. van der Heijden,

      Combinatiemogelijkheden


      met bijwoord


      • zenuwachtig samendrommen

      "De Koersk heeft bewogen," kon Lars Walder van Smit Internationale gistermiddag al melden in het IJshockeypaleis van Moermansk, waar de wereldpers ineens zenuwachtig samendromde. "Dat wil zeggen dat de onderzeeër zich zich minder diep in de modder heeft gewerkt dan sommigen hadden gevreesd."

      De Telegraaf,

      met voorzetselgroep


      Voorzetsel: bij

      • samendrommen bij iets

      Ik was blij toen we eindelijk weer samendromden bij de kapstokken, waar de warme benauwde lucht hing van natte jassen.

      De biograaf, Willem Brakman,

      De bezoekers drommen samen bij de voordeur.

      De jongen die alles goed wou denken, Ben Faccini,

      Voorzetsel: in

      • samendrommen in iets

      Maar de babyboomers die samendromden in Woodstock, legden niet alleen voor zichzelf vast wat een jeugdcultuur moest zijn, ook voor wie ná hen kwam.

      http://www.terrorworld.net/kranten/1997/nrc1997_13feb_2.html,

      We dromden samen in het verloren halletje, een kamertje van een vierkante meter dat nergens voor diende, met de keukendeur aan de ene kant en de kelderdeur aan de andere.

      Broere, Bart Moeyaert,

      De kippen drommen samen, bibberend van angst, in het midden van hun nieuwe territorium.

      De jongen die alles goed wou denken, Ben Faccini,

      Voorzetsel: om

      • samendrommen om iets

      Van ver al ziet hij kinderen om het huis samendrommen en beseft dat er iets mis moet zijn.

      Mutsuku, Izak De Vries,

      Voorzetsel: onder

      • samendrommen onder iets

      Een korte gang verbindt het café met een zwart geverfde hal waar de dubbele deuren van de grote zaal op uitkomen en waar de eerste bezoekers al samendrommen onder de lichtaccenten van de halogeenlampen, kien op een goede zitplaats.

      Een soort Engeland, Robert Anker,

      Voorzetsel: op

      • samendrommen op iets

      Wanneer na een verre reis het vliegtuig veilig is geland en de passagiers al opgelucht samendrommen op het middenpad, dan klinkt net boven het geronk van motoren en luchtverversers uit opeens muziek.

      NRC,

      In tijden dat de akeligste plebejers onder het mom van human interest op de buis samendrommen en met een air van showbizz gretig hun kleine en middelgrote gebreken te pronk stellen, is het zien en het herbeleven van een waarachtig groot man, een stijlvolle god van het menselijk tekort, zowel een verademing als een troost.

      Dwarskijker, Rudy Vandendaele,

      Voorzetsel: rond

      • samendrommen rond iets

      We hadden ons te zeer zitten vergapen aan die zilveren kerstbomengroep die rond het huis samendromde, ook in 't complot waarschijnlijk.

      Engelenplaque, A.F.Th. van der Heijden,

      Meer dan duizend Ruandese vluchtelingen drommen samen rond een televisietoestel om een glimp op te vangen van hun woonplaats die ze al ruim een jaar niet meer hebben gezien.

      De Standaard,

      De overvliegende vogels moesten hen daar in het wijde polderlandschap samengedromd zien rond dat kleine, donkere gat in de aarde, als een groot oog dat naar de hemel keek.

      De aanslag, Harry Mulisch,

      Voorzetsel: uit

      • samendrommen uit iets

      De gieren, de raven, de eksters, uit alle wijken samengedromd, waren in hevige strijd gewikkeld met huisvrouwen en oude mannen, terwijl de machtige zwarthandelaars vanaf een afstand toekeken, gezeten op de bagagedrager van hun fonkelnieuwe fiets, toezicht hielden welke kostbare spullen waar opgeladen werden.

      De Hunnen. Dl. 3: Vrede, Jan Cremer,

      Voorzetsel: voor

      • samendrommen voor iets

      De gebeden van Lupijn werden verhoord, plotseling was het oorlog, een oorlog die velen liet samendrommen voor officiële gebouwen tot laat in de avond, een onmiskenbaar feestelijke oorlog, waarin alles opeens zin en betekenis kreeg.

      Gesprekken in huizen aan zee, Willem Brakman,

      Steeds als werd vernomen dat er weer een van hen was gearresteerd, zag men het volk voor de affiches samendrommen, om over het gezicht van de gearresteerde met viltstift een kruis te trekken.

      De bierkaai. Kladboek 2, Jeroen Brouwers,

      Toeterend glijdt de bus langzaam door de dikke stroom bruine mensen en loopt bijna vast in een paar honderd opgeschoten jongens op blote voeten in witte eenheidsoverhemden en korte broeken, die luidruchtig voor een grote bioscoop samendrommen.

      De kus, Jan Wolkers,

      Terwijl de arbeiders voor het visitatielokaal samendromden, met het gebaar van alle dag alvast hun grenspasjes ophielden, passeerde een verse golf arbeiders de wachtenden.

      De Hunnen. Dl. 3: Vrede, Jan Cremer,

      overig


      • samengedromd staan

      Toen hij een tersluikse blik achter zich wierp, waar het huis- en buitenpersoneel in eerbiedige aandacht stond samengedromd, werd hij doorgloeid van trots.

      Het overspelige gras, Louis Ferron,

      Voor de hekken van het "Roze Huis' stonden de landlieden samengedromd en vroegen aan wie het huis verliet: "Hoe is het nu met meneer Buysse?'

      De bierkaai. Kladboek 2, Jeroen Brouwers,

      Een handvol mensen stond voor onze steeg samengedromd.

      De Hunnen. Dl. 3: Vrede, Jan Cremer,

      De verpleegsters die op de verschillende groepen kinderen moesten letten, raakten op de binnenplaats meteen in gesprek met de cipiers, ze rookten een sigaret, stonden samengedromd in een donkere hoek, waren in vrolijke conversatie gewikkeld, en letten niet op ons.

      De Hunnen. Dl. 3: Vrede, Jan Cremer,