skiseizoen 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een skiseizoen…
is een seizoen; is een periode; is een tijd
- [Functie] dient om te skiën of andere sneeuwsporten te beoefenen
- [Plaats] vindt plaats in een wintersportgebied
- [Duur] is afhankelijk van de periode met voldoende sneeuw
- [Frequentie] keert jaarlijks terug
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] wordt gekenmerkt door het open zijn van de infrastructuur van wintersportgebieden zoals wintersporthotels, skistations en skiliften
- [Handelende persoon] wordt benut door wintersporttoeristen
Algemene voorbeelden
Dit gebied ligt op ongeveer 145 km ten Westen van de ultramoderne en gloednieuwe luchthaven van Denver, beschikt in totaal over 59 liften verspreid over ongeveer 2.500 ha ski-oppervlakte. Het skiseizoen loopt er van oktober tot juni.
Voor het nakende skiseizoen rollen anderzijds de vakantieannuleringen binnen vanuit de Skandinavische landen als protest tegen de Franse kernproeven, aldus een woordvoerder van Maison de la France in Parijs.
skiseizoen 2.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een skiseizoen…
is een seizoen; is een periode; is een tijd
- [Deel] bestaat uit een opeenvolging van skitrainingen en skiwedstrijden
- [Functie] dient om skiwedstrijden te houden
- [Plaats] vindt plaats in een wintersportgebied
- [Frequentie] keert jaarlijks terug
- [Handelende persoon] wordt benut door wedstrijdskiërs
Algemene voorbeelden
Voor de oorlog begon het skiseizoen in oktober. Ik liep dan al in de bergen om de benen te sterken. In november begon het skiën; Kitzbühel was mijn hometown, daar trainde ik [...]. Na mijn skimaanden ging ik op een drie-weekse tussenstop bij een Parijse tante een beetje civiliseren.
In het spoor van Alberto Tomba, die dit skiseizoen op de (reuzen)slalom de overwinningen aaneen rijgt, geven nu ook de Italiaanse afdalers gas.
In het Italiaanse skioord is alles in gereedheid gebracht voor hét evenement van het skiseizoen: de wereldkampioenschappen, die maandag beginnen.