snibbig 1.0
Algemene voorbeelden
De onderwijzer, vagelijk aangeduid als iemand die in zijn jeugd traumatische klappen kreeg, is door de auteur kennelijk bedoeld als degene die bij die twee echtelieden iets moet openbreken. Maar omdat de man en de vrouw voornamelijk snibbige oneliners in de mond werden gelegd, krijgt hun fel-realistische schreeuwruzie in de slotscène te weinig lading: we hebben ze immers nauwelijks leren kennen.
Boodschappentassen bungelden aan de armen die ze onder hun boezem gevouwen hadden, maar voor welke boodschap ze van huis waren gegaan waren ze allang vergeten. De een wist nog beter dan de ander wat er was fout gegaan in het leven van Peer de Snep. Snibbig probeerden ze elkaar te overtroeven met wetenswaardigheden over het doen en laten van de politie.
'Kijk nu eens goed naar zijn figuur, zo'n soepel lichaam vol prachtige spieren...' Haar misvormde nagels tikten snibbig op de tekening. 'En jij maakt er een gorilla van.'
'Ik zou zo over je heen kunnen kotsen, weet je dat, over jou en over al je snibbig geformuleerde wijsheden.'
Combinatiemogelijkheden
met substantief
- het snibbige meisje
- het snibbige mens
- een snibbige moeder
- zijn snibbige vrouw
- een snibbig wezen
Ze betaalde de rekening bij het snibbige meisje in het café, belde een taxi en ging buiten staan wachten.
Ik had het wel gebekte, snibbige mens met de korte benen en plompe, uitgezakte kuiten ooit maar éénmaal ontmoet, bij Gina thuis, op haar flat.
De andere rollen waren voor de vaste crew van de Bloem. Jannie Beltman als de overtuigende snibbige moeder, een heerlijk kreng. Janneke Wind speelde de dochter des huizes, Ankie die het op haar beurt aanlegde met de tot ober-huisknecht verklede Jan Bennink, die eigenlijk een advocaat was.
Willem Bleeker, de man in haar debuut Bleekers zomer, neemt op een dag zomaar de benen. Weg van zijn geestdodende werk en zijn snibbige vrouw.
Wanten is log en dom en begrijpt nooit iets. Dalle, zijn vrouw, is een snibbig, verwoestend wezen. Maar soms is Wanten haar te slim af.
- snibbige stemmen
Dromen en rook verdreven door snibbige stemmen, misprijzende blikken en met theedoeken om zich heen vegende bitse wijven, de zachte bruine huid uit de herinnering vervangen door het bleke vel dat in de eerste zonnestralen helroze werd.
- iemands snibbige toon
'Heb jij hem dan niet gebeld?' 'Nee,' zei ik kortaf. Ik schrok zelf van mijn snibbige toon.
met bijwoord
- bijna snibbig
- half snibbig
Naast me liep een meisje uit de andere tent. 'Het was geen echt bloed hoor,' fluisterde ze. 'Wat dan?' vroeg ik bijna snibbig. 'Gewoon ranja met zout,' giechelde ze.
'Die twee hebben weer wat, hoor, samen,' zei mijn oma, half snibbig, half vertederd.
- niet snibbig
Pa las de krant, genietend van zijn koffie, en was niet snibbig zoals hij later op de dag altijd werd.
- nogal snibbig
- tamelijk snibbig
- vrij snibbig
Ik dacht aan wat Thomas altijd had gezegd: 'Die oeroude jongejuffrouwen lijken verzuurd en verbitterd en zijn altijd nogal snibbig.'
Terwijl het vosje de neus al naar de stal richtte, draaide mevrouw Schwantje-Stultiëns zich in het zadel naar me om. Wat ze verder nog zei klonk tamelijk snibbig. 'Zijn jullie vanmiddag thuis?' 'Ik wel.'
Wat Emmy betreft, zij kreeg later een lintje en ik was zo dom haar te complimenteren wegens haar vele werk voor de Vereniging van Letterkundigen als jarenlang secretaresse. maar vrij snibbig zei ze toen: 'Dáárvoor ben ik niet onderscheiden, maar als schrijfster.'
met werkwoord
- zich snibbig afreageren
'Ach, aan je kinderen heb je niks,' zei ze, en tegen mijn oudste broer, die toevallig op dat moment zijn hoofd om de deur stak – even controleren of alles nog goed was met haar – reageerde ze snibbig af: 'En laat jij de hond uit.'
- snibbig klinken
Terwijl het vosje de neus al naar de stal richtte, draaide mevrouw Schwantje-Stultiëns zich in het zadel naar me om. Wat ze verder nog zei klonk tamelijk snibbig. 'Zijn jullie vanmiddag thuis?' 'Ik wel.'
- iets snibbig opmerken
- snibbig roepen
- iets snibbig vragen
- snibbig zeggen
Toen ze snibbig opmerkte wat hij daar dan zelf ging doen, zei hij dat deze reis voor hem allerminst een toeristisch uitstapje was.
De balie van hotel Mercure: bebrild en snibbig roept de receptioniste ons ter verantwoording voor twee niet-genoteerde flesjes water uit de minibar.
'Hier zijn geen schoonheidskoninginnen,' riep Lien snibbig, 'daarvoor moet u bij de controle zijn.'
De styliste keek even op. Ik vroeg: 'Hebt u misschien iets waarmee ik m'n kunstnagels er weer af krijg?' 'Zelf opgeplakt zeker?' vroeg ze snibbig. 'Ja,' zei ik schuldbewust.
'Neemt u me niet kwalijk, zou ik... mag ik dokter Stolz misschien even aan de lijn?' stotterde ze. 'Die is niet te spreken,' zei mevrouw Stolz snibbig en gooide de hoorn op de haak. '
'Twee muizen in de relaiskast. Meteen waren alle stoplichten ontregeld!' Ravesteijn raakte opnieuw geïrriteerd door de inspecteur, die volgens hem de ernst van de zaak niet juist inschatte. 'Ik kan me niet voorstellen dat muizen hier iets mee te maken hebben, 'zei hij snibbig.
- iemand snibbig wenken
Op dat moment werd hij echter snibbig gewenkt door een vrouw bij de deur en hij stond op, verontschuldigde zich en liep naar haar toe.
- snibbig zijn
Ik dacht aan wat Thomas altijd had gezegd: 'Die oeroude jongejuffrouwen lijken verzuurd en verbitterd en zijn altijd nogal snibbig.'
Ze kon zo snibbig zijn. De laatste tijd nam haar slechte humeur toe. Ze viel zomaar tegen hem uit. Om niets.
in voorzetselgroep
- op snibbige toon
- op een snibbig toontje
'Ik weet hoe het hoort', antwoordt Grant Psy +, enigszins op snibbige toon.
Ineens boog ze zich over de tafel naar hem toe en vervolgde op een snibbig toontje: 'Ik ben weggedaan, begrijp je?'
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
snibbig 1.1
Algemene voorbeelden
Naast de ingang zat een griet met een snibbig gezicht op een stoeltje.
Ja, ik herkende haar, aan haar snibbige bek, haar uitgezakte kuiten en het wit overpoederde, ronde wratje op haar voorhoofd, niet groter dan een miereëitje. Ze was niet wat men noemde getekend door het leed.