snotaap


snotaap 1.0

iemand die te jong is om al ernstig genomen te worden, en die zich vaak bovendien nog onvolwassen gedraagt

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een snotaap…

is een persoon

  • [Leeftijd] is jong; is nog een jongen
  • [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is te jong om al voor vol te worden aangezien of ernstig genomen te worden
  • [Geslacht] is van het mannelijk geslacht; is een jongen
  • [Gedrag] gedraagt zich vaak onvolwassen

Algemene voorbeelden


Mijn vage kennis is een veel te intelligent en beschaafd iemand om zich thuis te voelen tussen zo'n stelletje zuipende, brallende en kotsende snotapen, die bezig zijn, zich te ontwikkelen tot jong-volwassenen.

http://home.wanadoo.nl/framenso/col/dw9934.htm,

Zij zou eventueel haar nut wel kunnen hebben, als stimulans van Florent, of door de omstandigheid dat zij nu zelf zwanger is. Heil, heil, ons volk groeit aan: geen grapjes, Nadermann. Hard blijven. Hoe erg de familie ook zou geschokt zijn, zij zal eerder rekening houden met jou, een bekend ingenieur die goed ingewerkt zit bij het bisdom, dan met een achttienjarige snotaap, die haar officiële entrée dans le monde nog moet doen.

Emily Beyns, of Het heilig zwijgen. Dl. 1: Verwanten, Clem Schouwenaars,

Ik belde aan. Ik hoorde Simonne door de gang naderen. Zij opende de deur en zag niemand, haar gezicht was vol verbazing en ook ergernis: zij dacht dat snotapen bellekentrek hadden gedaan. Ik glipte langs haar het huis binnen. De deur viel terug dicht.

Iks, Johan Van Nijen,

Natuurlijk is een leger op oorlogsvoet iets anders dan een bedrijf in vredestijd. Ik was drieëntwintig toen ik majoor werd. Zie jij in het burgerleven een snotaap van drieëntwintig gezag uitoefenen over meer dan duizend man?

Het onvermogen, Giovanni Peirs,