stootkar 1.0
((vooral) in België)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een stootkar…
is een handkar; is een voertuig; is een zaak
Algemene voorbeelden
Het is zomer, vakantie ... en oorlog. Met de stootkar zijn mijn broer en ik bussels konijnenvoer gaan halen.
De kinderen van de Arbat zien vandaag venters voorbijtrekken met stootkarren vol kisten Bonita-bananen, maar ze kosten wel 6.500 roebel (40 frank) per kilo.
Iedereen trouwens moest vroeg of laat over de brug komen: de boeren en boerinnen met hun kruiken om hun koeien in verre weiden te gaan melken, de herder met zijn kudde schapen, de " patattenboer" met de os voor zijn wagen, de bouwvakkers met hun stootkar, de kolenboer met zijn onwillige ezel, de dokter met de muilezel voor zijn sjees, de rijke boer met het paard voor de koets.