struma


struma 1.0

(gezondheid, geneeskunde en zorg)

aandoening waarbij de hals bij een mens of dier opgezwollen is door een vergroting van de schildklier; schildkliervergroting; krop

Semagram (extra betekenisinformatie)


Struma…

is een aandoening

  • [Toestand algemeen] bestaat in het vergroot-zijn van de schildklier
  • [Object betroffen] is een aandoening van de schildklier
  • [Ondervinder] komt voor bij mensen en dieren
  • [Oorzaak, reden of aanleiding] kan veroorzaakt worden door jodiumgebrek
  • [Symptoom] is zichtbaar door een zwelling van de hals en kan gepaard gaan met uitpuilende ogen

Algemene voorbeelden


Het viel mij op dat de ogen van Palme [...] op een onaangename manier uitpuilden. Zou Palme aan struma lijden? Of misschien heimelijk veel te veel drinken, zoals de meeste Zweden?

Boze brieven van Bijkaart, W.F. Hermans,

'Mensen met struma kroppen alles op, ze dragen hun voorraad zekerheden mee in hun kropgezwel ...' 'Daar heb ik bij jou anders nog niet veel van gemerkt,' onderbrak Eveline haar. 'Ik heb altijd gedacht dat jij het hart op de tong draagt.'

Het verkeerde keelgat, Diane Broeckhoven,

struma 1.1

afbeelding

Bron: Martin Finborud (1861–1928)
( Publiek domein )

(gezondheid, geneeskunde en zorg)

zichtbaar gezwel aan de hals dat ontstaat door struma

Betekenisbetrekking


metonymie
Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

Algemene voorbeelden


Willy Kleingeld had een struma zo groot als een watermeloen aan zijn hals hangen, maar door derden werd beweerd dat het een geldbuidel was en zijn linkeroor de sluiting.

De dag van de jas, Nelleke Zandvliet,

Sommige struma's zijn in de hals alleen palpabel wanneer de patiënt slikt of hoest, waarbij het struma even uit de thorax wordt getrokken.

https://www.ntvg.nl/artikelen/diagnostiek-en-therapie-bij-pati%C3%ABnten-met-euthyreotisch-struma/volledig,