telw. 1.0
(taal en taalkunde; (vooral) geschreven taal)
Algemene voorbeelden
Homoniemen staan in de orde znw., bnw. (bijw.), telw., vnw., ww., vz., voegw., tussenw., tenzij de etymologie zich daartegen verzet.
Een Telwoord (telw) geeft een aantal of een hoeveelheid aan. Ook kan een telw. een plek in de rangorde aangeven (om de hoeveelste gaat het?). Telwoorden kunnen heel precies (bepaald) zijn, maar ook vaag (onbepaald).
Het telwoord (=tw). Telwoorden tellen of nummeren. Er zijn twee soorten: Hoofdtelwoorden, bijv.: één, twee, drie, veertig, honderd; Rangtelwoorden, bijv.: eerste, tweede, derde, veertigste, honderdste. Wanneer telwoorden nauwkeurig een getal aangeven, heten ze bepaalde telwoorden (zoals vier, twintig, honderd); wanneer ze dat niet doen, heten ze onbepaalde telwoorden (zoals veel, verscheidene, enkele).
Zevendelig [ze·ven·de·lig], bnw., zevendelige [ze·ven·de·li·ge]; zevenduizend [ze·ven·dui·zend], telw., zevenduizendste [ze·ven·dui·zend·ste], telw.; zevenendertig [ze·ven·en·der·tig], telw., zevenendertigste [ze·ven·en·der·tig·ste], telw.; zevenentwintig [ze·ven·en·twin·tig], telw.; zevenentwintigduizend [ze·ven·en·twin·tig·dui·zend], telw.