treinpassagier


treinpassagier 1.0

iemand die als passagier meerijdt met een trein; passagier in een trein

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een treinpassagier…

is een passagier; is een persoon

  • [Middel] rijdt als passagier mee met een trein

    Algemene voorbeelden


    In het met peerlampen verlichte gebouw stonden meer Duitse ambtenaren met petten en laarzen dan treinpassagiers; die waren er niet veel, want voor zijn plezier ging niemand Duitsland in.

    De dronken kanarie, Jan Gerhard Toonder,

    Eerste betalende treinpassagiers door Kanaaltunnel. Vandaag rijden de eerste betalende passagiers met de trein door de Kanaaltunnel.

    Meppeler Courant,

    De vele en lange vertragingen die treinpassagiers afgelopen maandag ondervonden als gevolg van wisselstoringen en vastgelopen bruggen door het extreem warme weer.

    Spits,

    De spectaculaire stijging van het aantal treinpassagiers die zich tussen 1986 en 1991 voordeed, is nagenoeg tot staan gebracht.

    NRC,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding