veldleeuwerik 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een veldleeuwerik…
is een vogel; is een dier
- [Afmeting] is 15 tot 18 cm lang
- [Kleur] is grijsbruin gevlekt en heeft een witte zoom op de staart
- [Deel] heeft een kuifje dat plat gelegd kan worden
- [Plaats] komt voor in graslanden
- [Gedrag] stijgt zingend tot grote hoogte en bakent daar geruime tijd cirkelend en fladderend met zijn zang zijn territorium af
Wetenschappelijke naam: Alauda arvensis
Rijk | Animalia; Dieren |
---|---|
Stam | Chordata; Chordadieren |
Klasse | Aves; Vogels |
Orde | Passeriformes; Zangvogels |
Familie | Alaudidae; Leeuweriken |
Geslacht | Alauda |
Soort | Alauda arvensis |
Algemene voorbeelden
Veldleeuwerik [...]. Het verenkleed is onopvallend grijsbruin gevlekt. De kop en de borst zijn donkerbruin gevlekt. De staart is vrij lang met een witte zoom. Er is een korte kuif aanwezig die niet altijd zichtbaar is.
Veldleeuweriken worden vaak gehoord in het voorjaar en de zomer, wanneer zij hun zang laten horen, terwijl zij hoog in de lucht stilhangen. Men kan Veldleeuweriken vinden op weilanden, akkers en heidevelden, waar ze leven van insecten en in mindere mate zaden. Eind september trekt een gedeelte van de Nederlandse broedvogels naar Zuid-Europa, en ze keren rond februari-maart weer terug.
De veldleeuwerik is bekend door zijn zangvlucht. De vogel stijgt al zingend naar zo'n 50 - 100 meter. Op die hoogte blijft het een tijdje waarna de veldleeuwerik weer naar beneden komt.
In de voortplantingsperiode kunnen veldleeuweriken minstens op drie manieren zingen: - de eerste zang (een uitbundig "tirr" of "tschrieie") wanneer ze over hun territorium vliegen; - een tweede, langdurige, jubelende zang met trillers, op de grond, tijdens het baltsgedrag; - de derde zang als de vogels elkaar volgen.
Bij de samenstelling van de vorige broedvogelatlas in de jaren '70 was de veldleeuwerik nog de meest verbreide soort van landelijk Nederland. Je hoefde maar naar buiten te stappen om ergens het getierelier van de veldleeuwerik te kunnen horen. In de jaren '73-'77 werd het aantal broedparen geschat op 500.000 tot 750.000. Daar is nu nog maar tien procent van over, die het voornamelijk nog weet uit te houden op heidevelden.
Zo zou een herbicidenresistente suikerbiet ertoe kunnen leiden dat een onkruid, de melganzevoet, verdwijnt van de akkers. En dat heeft weer gevolgen voor de veldleeuwerik die zich in de winter in leven houdt met de zaden van het plantje.