vreesaanjagend


vreesaanjagend 1.0

vrees veroorzakend; angst inboezemend; ook: van een dusdanig karakter dat het iemand, vrees, angst kan inboezemen; angstaanjagend; schrikwekkend

Algemene voorbeelden


Een regen van granaten viel over de wijk; de weinig luide klappen van zoeven ontaardden in een vreesaanjagend geroffel, steeds vaker onderbroken door het razend gekraak van voltreffers die een gebouw uit elkaar deden spatten.

Emmeke, Jan Lampo,

Er worden rondleidingen gegeven door de vreesaanjagende Loebjanka in het hoofdkwartier van de vroegere KGB, en op CD-ROM is de geschiedenis van de Russische spionage gebundeld.

De Standaard,

Hij gaf de dichter nog even de vierde Guggenheimer-blik van de dag, zodat De Vos kwijlend in elkaar kromp en op een hellefaun leek uit het vreesaanjagendste sprookje ooit verteld.

Uitgeverij Guggenheimer, Herman Brusselmans,

Via terugblikken op het verleden, doorkijkjes op het ontstaan van de kwekerij en het vreesaanjagende heden moeten we wel met Bruno meeleven.

NRC,

Als jongeman had Nietzsche Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik, waar hij het gisteren nog over had. In dat boek vulde hij de 'edele eenvoud en stille grootheid' van Winckelmanns apollinische, vredige, harmonieuze beeld van de Griekse cultuur aan met zijn dionysische, extatische, irrationele, vreesaanjagende tegenhanger.

Siegfried, Harry Mulisch,

Combinatiemogelijkheden


met substantief


  • een vreesaanjagende figuur

Ze begonnen gehecht te raken aan hun angst voor deze man als de avond viel. Hij was het soort man geweest dat je je niet kon herinneren zodra je hem niet meer aankeek [...]. Iemand op wie ze konden neerkijken. Nu was hij echter een reusachtige, vreesaanjagende figuur met een spookachtige erectie, wiens hond nacht na nacht zat te janken op de drempel van zijn huis.

De dood van Matti Bonner, Dermot Healy,

  • vreesaanjagende goden

De meer verlichte geesten onder hen zagen wel in dat alleen een grote zuivering van het godenbeeld succes zou kunnen hebben: de behoefte aan eerbiedwaardige, eerder dan alleen maar vreesaanjagende goden drong zich op.

http://allserv.rug.ac.be/~frvandun/Texts/Rechtsfilosofie/RFgent-0.htm,

  • (een, het) vreesaanjagend monster

De Minotaurus, het vreesaanjagende monster dat half man en half stier was, dat in de doolhof van Kreta leefde, en aan wie het volk van Athene op gezette tijden zeven maagden moest offeren.

Zij kwamen uit het Oosten, Chris De Stoop,

overig


  • iets vreesaanjagends

Ach, ik vond hem wat zonderling, de uitpuilende ogen gaven hem ook iets vreesaanjagends.

Het pistool van de rekening, Jan Willem Holsbergen,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding