zomerhalfjaar 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een zomerhalfjaar…
is een halfjaar; is een periode; is een tijd
- [Deel] is een deel van een jaar
- [Duur] duurt zes maanden
- [Tijd] begint op het noordelijk halfrond, afhankelijk van de gehanteerde berekening, in maart, april of mei
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] heeft de zomer als kenmerkende tijdsperiode
Algemene voorbeelden
Ons winterhalfjaar (23 september-21 maart = 179 dagen) is korter dan ons zomerhalfjaar (21 maart-23 september = 186 dagen).
Het karakter van de weersverschijnselen in Nederland hangt in sterke mate af van het seizoen. Dit geldt niet alleen voor de temperatuur, maar ook voor de buiigheid van neerslag, voor mist, wind, onweer en talloze andere verschijnselen. De grootste verschillen treden uiteraard op tussen zomer en winter. Daarom wordt in de hier gepresenteerde meetreeksen vaak onderscheid gemaakt tussen het zomerhalfjaar (april t/m september) en het winterhalfjaar (oktober t/m maart).
De minimale concentratie van opgelost zuurstof in het pelagiaal van de Zeeschelde mag niet minder dan 5 mg zuurstof/L bedragen in het zomerhalfjaar (1 mei - 30 oktober) en mag niet minder dan 6 mg zuurstof/L bedragen in het winterhalfjaar (1 november - 30 april).
Natuurmonumenten laat het hele jaar IJslandse paarden en runderen in Kampina rondlopen. In het zomerhalfjaar (mei tot november) lopen er meer runderen dan in het winterhalfjaar.