zomerkleren 1.0
kleren, veelal van dunne, luchtige stof, die men in de zomer draagt; kleren voor het
zomerseizoen
Het enkelvoud zomerkleed verwijst meestal naar de zomerveren van een vogel of zomervacht van een dier (ook
zomertooi of vogeltenue geheten), en soms (in Belgisch Nederlands en meestal in de verkleinvorm) naar een
zomerjurk.
Semagram (extra betekenisinformatie)
Zomerkleren…
zijn kleren
- [Materiaal] zijn doorgaans vervaardigd van dunne, luchtige stof
- [Gebruikswijze] worden gedragen in de zomer
Algemene voorbeelden
Het conglomeraat van kledingfabrikanten, stylisten en inkopers denkt, hoopt, nee wéét, dat het kwik weldra tot tropische hoogten zal stijgen, om niet meer onder de 25 graden te zakken tot de klok teruggaat naar wintertijd. Want waarom anders zijn alle zomerkleren gemaakt van flinterdunne, ragfijne, (half)doorschijnende, nevelige en gazen stoffen? Lappen die luchtig om het naar verkoeling snakkende lichaam zullen dwarrelen.
De etalages hangen al weer vol met luchtig linnen en zuurstokroze ajourkatoen; zomerkleren dus.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- dunne zomerkleren
De mannen, afkomstig uit Bangladesh en Sri Lanka, droegen slechts dunne zomerkleren.