bonuszoon


bonuszoon 1.0

((vooral) in Nederland; neologisme)

zoon die niet iemands eigen biologische of geadopteerde zoon is, maar de biologische of geadopteerde zoon van een partner; zoon van wie minimaal een van de ouders een partner heeft die niet zijn biologische ouder of adoptieouder is; zoon van iemands partner uit een eerdere relatie; bonuszoon; stiefzoon
Het woorddeel bonus drukt net als plus in pluszoon uit dat de stiefzoon een aanwinst is voor zijn stiefouder.

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een bonuszoon…

is een zoon; is een familielid; is een persoon

      Algemene voorbeelden


      Terwijl ik sta te koken, kletsen onze vier kinderen met elkaar bij. De jongste, mijn bonuszoon van 9, kijkt op van zijn vaders iPad en uit het niets stelt hij me de vraag: „Wanneer hebben jij en Papa elkaar ontmoet?"

      NRC Handelsblad,

      "Thijs, Lotte en ook onze bonuszoon Thijmen zijn voor hem extra reden om te blijven leven."

      Algemeen Dagblad,

      Sterkte. Ik hoop dat jij en je bonuszoon wat voor elkaar kunnen betekenen in deze tijd, en vooral ook nog in alle tijd die gaat komen.

      Fok!,

      Haar 'bonuszoon' Brian komt buurten, de zoon van haar enkele jaren geleden overleden man die al op 16-jarige leeftijd vader werd.

      Algemeen Dagblad,

      Goeijers heeft oog voor veelzeggende momenten. Zo blijft de camera gericht op Dulfers geëmotioneerde gezicht wanneer haar 'bonuszoon' (de zoon van haar partner Rafaël) vertelt dat hij later saxofonist wil worden, 'net zoals Candy'.

      Het Parool,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding


      Etymologie


      Aard herkomst inheems woord
      Vroegste datering 2015