fietsenwinkel


fietsenwinkel 1.0

winkel waar fietsen en de bijbehorende accessoires verkocht worden, en reparaties en onderhoud aan rijwielen worden uitgevoerd; winkel waar men fietsen en de accessoires daarvoor kan kopen en reparaties en onderhoud kan laten uitvoeren; fietsenzaak

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een fietsenwinkel…

is een winkel; is een bedrijf

  • [Activiteit of handeling] biedt te koop aan en verricht reparaties en onderhoud
  • [Belanghebbende of begunstigde] verkoopt aan de particuliere klant
  • [Object betroffen] verkoopt fietsen en bijbehorende accessoires

    Hoofdsemagram: winkel


    Algemene voorbeelden


    Geniet van Fietsen [...] is de nieuwe fietsenwinkel in Nunspeet [...]. Een modern bedrijf met een ruime collectie stadsfietsen, toerfietsen, recreatiefietsen, vakantiefietsen en elektrische fietsen.

    http://www.genietvanfietsen.nl/,

    Omdat ik straks ook nog steeksleutel 13 en 15 moet opzoeken om het stuur en de trappers op de fiets te monteren, zal ik mijn volgende fiets weer gewoon in de fietsenwinkel kopen.

    NRC,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding


    fietsenwinkel 1.1

    gebouw waarin een fietsenwinkel gevestigd is

    Betekenisbetrekking


    metonymie
    Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

    Semagram (extra betekenisinformatie)


    Een fietsenwinkel…

    is een gebouw

        Algemene voorbeelden


        Voor de fietsenwinkel stond een man die ik al een hele tijd niet meer had ontmoet. Hij keek met zulke waterige ogen naar een sportfiets, dat ik het meteen wist: hij was naar de hartspecialist geweest en hij moest meer lichaamsbeweging hebben.

        De Standaard,

        Hij is niet gesneuveld. Bij de aftocht van onze troepen is hij even uit zijn vaders fietsenwinkel een luchtje komen scheppen en werd getroffen door een kogel.

        Verbannen in het vaderland, Karel Jonckheere,