gors 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een gors…
is een vogel; is een dier
- [Afmeting] is, afhankelijk van de soort, 10 tot 20 cm lang
- [Geluid] zingt; maakt een zingend geluid
- [Kleur] heeft, naargelang van de soort, een vaak kenmerkende verenkleur, zoals de geelgors, de grauwe gors en de wit-zwarte sneeuwgors en soms, vooral bij de mannetjes, een opvallende gestreepte koptekening
- [Bouw] is gewerveld; heeft twee poten
- [Deel] heeft een vrij lange en soms gevorkte staart, lange en meestal spitse vleugels en een korte, kegelvormige snavel, aangepast aan het eten van zaden
- [Voortplanting] legt eieren
- [Plaats] leeft in verschillende gebieden, zoals bossen, weilanden en moerassen
- [Woongebied] komt voor in Europa en in Azië
- [Leeftijd] kan, afhankelijk van de soort, ongeveer 3 tot 13 jaar oud worden
- [Gedrag] is voornamelijk een planteneter; bouwt zijn nest vaak in heggen, struikgewas en hoge grassen
- [Verscheidenheid] komt voor in 43 soorten
Rijk | Animalia; Dieren |
---|---|
Stam | Chordata; Chordadieren |
Klasse | Aves; Vogels |
Orde | Passeriformes; Zangvogels |
Familie | Emberizidae |
Algemene voorbeelden
Insekten, kikkers en hagedissen waren er beslist niet meer te bespeuren. De leeuweriken en de gorzen waren al lang vertrokken. De ringmussen hielden zich dicht bij de boerderijen op.
De saaiste liedjes worden gefloten door de gorzen. In de berkenboompjes fluit meestal de geelgors, en op vochtigere terreinen de rietgors.
Vaste verbindingen
Woordfamilie
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
- acaciagors
- bamboegors
- bosgors
- bruinkopgors
- bruinstuitgors
- cirlgors
- dwerggors
- geelbrauwgors
- geelgors
- geelkeelgors
- geelteugelgors
- grijskopgors
- huisgors
- jacarinagors
- kuifgors
- leeuwerikgors
- magelhaengors
- maskergors
- rietgors
- rotsgors
- smyrnagors
- sneeuwgors
- socotragors
- weidegors
- wilgengors
- witkopgors
- zevenstrepengors
- zwartkopgors
- zwavelgors
gors 2.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een gors…
is aangeslibd land; is een gebied
- [Ontstaan] ontstaat door aanslibbing
- [Plaats] ligt langs rivieroevers en kusten
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] blijft bij gewone vloed nog boven het waterpeil
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is vaak begroeid met gras en dan bruikbaar als weideland en hooiland
Algemene voorbeelden
Voor de rest bestond het gebied uit gorzen en slikken, platen en geulen. Bij stormvloed stond het grotendeels onder water, bij gewone vloed bleven de gorzen meestal droog en bij eb lagen ook de slikken droog.
Dit hele systeem van geulen, platen, slikken en gorzen was een dynamisch geheel. In de geulen konden nieuwe platen ontstaan, platen groeiden aan en werden hoger, zodat het slikken werden. Na verloop van tijd evolueerde slikken tot begroeide gorzen. Die ontwikkeling werd door de mens verder gezet. De gorzen werden in een eerste fase in grote stukken verpacht voor beweiding met bijvoorbeeld schapen.
Combinatiemogelijkheden
als subject bij een werkwoord
- droogvallen
- overstromen
In het verleden bestonden de oevers van de Hollandsche IJssel uit slikken en gorzen die begroeid waren met riet- en biezenvegetaties. Bij laagwater vielen deze slikken en (riet)gorzen droog en bij hoogwater overstroomden ze weer.