grensbewoner 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een grensbewoner…
is een bewoner; is een persoon
- [Plaats] woont in de nabijheid van een landsgrens; woont in de grensstreek
- [Activiteit of handeling] hield zich in de verleden soms bezig met smokkelhandel
Algemene voorbeelden
Soms hoorden ze in het veen 's nachts de mijnen omhoog gaan. Een verdwaald wild zwijn, dachten de grensbewoners en draaiden zich om. Bij de eerste schemering bleken het illegale grensoverschrijders, roerloos en nat van de dauw, in het veld.
Terwijl buiten, bij de slagboom, Duitse en Hollandse militaire politie de grensoverschrijders aan een strenge controle onderwierpen [...], kwamen de grensbewoners, de boeren en de arbeiders uit de streek, soms met hun fiets aan de hand, door het leren gordijn aan Nederlandse kant de Schankstube binnen, gingen aan Duitse kant de deur weer uit en vervolgden hun tocht naar Gronau.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- de typische grensbewoners
Er wonen 632 Nederlanders in Voeren, een groep die zowel de typische grensbewoners omvat als nieuwe investeerders in de toeristische sector.
in voorzetselgroep
- de grensbewoners aan Nederlandse zijde
Van meet af aan konden de grensbewoners aan Nederlandse zijde evengoed de Belgische televisie ontvangen als de Nederlandse.
met substantief ervoor
- duizenden grensbewoners
De Frans-Belgische grens en de Westhoek kenden zo'n 200 jaar lang een intense smokkelbedrijvigheid. Dit bedrijf, "het beroep aan de rand" zei Djoos Utendoale, is een economische factor van belang geweest. Om de armoede te ontwijken hebben duizenden grensbewoners de smokkelzak aangegespt en zijn, bij nacht en ontij, Frankrijk binnengetrokken, uren ver.