juni 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Juni…
is een maand; is een periode; is een tijd
- [Deel] bestaat uit 30 dagen
- [Geheel] maakt deel uit van het jaar en is een lentemaand en, vanaf 21 juni, een zomermaand
- [Rang of hiërarchische positie] is de zesde maand van het jaar op de gregoriaanse kalender
- [Duur] duurt 30 dagen
- [Ordening of volgorde] wordt voorafgegaan door de maand mei en gevolgd door de maand juli
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is de maand waarin de zomer begint en soms Pinksteren wordt gevierd; is de maand waarin, op de derde zondag, Vaderdag gevoerd wordt
Algemene voorbeelden
Nu leggen alle studenten in juni examen over het gehele jaar af. De universiteit wil dat voor de eerste kandidatuur het academiejaar in twee helften (semesters) wordt verdeeld, waarbij na de kerstvakantie al examen wordt afgenomen over de vakken die klaar zijn [...]. De Academische Raad beslist in mei.
In eerste instantie zou de encycliek op 22 juni, Sacramentsdag, gepresenteerd worden, maar de publicatie is vervroegd naar Witte Donderdag.
Statistisch gezien is de maand juni een regenmaand, maar er werd besloten opnieuw voor juni te kiezen.
Alweer met een gevoel van verraad, jegens Egberts ditmaal, beloofde ik eind juni een bundel verhalen gereed te hebben.
Je mag het gerust weten: toen België in juni tijdens het EK 2000 verloor van Turkije, heb ik drie dagen gevast uit wrok, omdat we zoveel beter voetbalden en toch verloren.
Sinds het negatieve referendum over het Verdrag van Maastricht in juni 1992 weet heel Europa dat de Denen weinig enthousiast zijn over de Europese Unie.
De Wereldbank heeft het afgelopen begrotingsjaar (tot 30 juni 1994) 1 miljard aan salariskosten voor personeel en consultants uitgegeven en 130 miljoen dollar voor reiskosten.
Ze kwamen moeder halen op twintig juni, eveneens om vijf uur 's morgens.
Kort voor de landing in Zanderij, nabij de hoofdstad Paramaribo, crashte op 7 juni 1989 een DC 8 van de Surinaamse Luchtvaartmaatschappij.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- aanstaande juni
met adjectivisch voltooid deelwoord
- afgelopen juni
met voorzetselgroep
- in juni van dat jaar
- in juni van dit jaar
- in juni van vorig jaar
- 5 juni om 15.00 uur
- 11 juni om 16.00 uur enz.
in voorzetselgroep
- half juni
- in juni
- midden juni
- na juni
- per juni
- rond juni
- sedert juni
- sinds juni
- tegen juni
- tot juni
- vanaf juni
- van juni tot oktober enz.
- de derde, laatste enz. week van juni
- de derde, laatste enz. dag van juni
- de eerste zaterdag, zondag enz. van juni
met substantief ervoor
- begin juni
- eind juni
- de maand juni
- (vorig) jaar juni
met telwoord ervoor
- 1 juni
- 2 juni
- 3 juni
- 4 juni
- 5 juni
- 6 juni
- 7 juni
- 8 juni
- 9 juni
- 10 juni
- 11 juni
- 12 juni
- 13 juni
- 14 juni
- 15 juni
- 16 juni
- 17 juni
- 18 juni
- 19. 20 juni
- 21 juni
- 22 juni
- 23 juni
- 24 juni
- 25 juni
- 26 juni
- 27 juni
- 28 juni
- 29 juni
- 30 juni
- vijf juni
- de tweede juni
- de derde juni
- de vijfde juni
met telwoord erachter
- juni 1940
- juni 1944
- juni 1989
- juni 1992
- juni 2000
- juni 2018 enz.
- juni '97
- juni '98 enz.
met aanwijzend voornaamwoord
- juni dat jaar
- juni dit jaar
met ander, nevengeschikt substantief
- alle juni's en juli's
Warm? Wen er maar aan. Warme weken zoals deze worden steeds normaler. Zet alle juni's en juli's sinds 1901 maar eens op een rij.
overig
- medio juni