kansongelijkheid 1.0
(business, economie en financiën; cultuur en samenleving; onderwijs en opvoeding)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Kansongelijkheid…
is ongelijkheid
Algemene voorbeelden
Kansongelijkheid moet worden bestreden door zo vroeg mogelijk steun te bieden, schrijven Marianne Junger en Monique L'Hoir. In 2020 leefden 221.000 kinderen in een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens, aldus het CBS. Dat is gemiddeld twee kinderen per schoolklas. Al lang wordt geprobeerd om gezinnen met een laag inkomen te helpen en de kansongelijkheid in de samenleving te verkleinen. Deze ongelijkheid wordt meestal door de overheid aangepakt langs twee lijnen: herverdeling van middelen via belastingen en uitkeringen en door middel van het onderwijs.
Het aanbod aan particuliere examentrainingen – waarbij leerlingen in één of meer dagen tijd worden klaargestoomd voor een vak – groeit sinds de eerste cursussen twintig jaar geleden het licht zagen. De laatste jaren hebben ook scholen de examentrainingen op grote schaal ontdekt. Niet iedereen is blij met die trend. De cursussen, die bij een instituut al snel 100 euro per dag kosten, maken deel uit van het oprukkende schaduwonderwijs. Ouders die het kunnen betalen, kopen voor hun kinderen extra hulp in om hen zo goed mogelijk door de school te loodsen. Volgens de Onderwijsinspectie werkt dat kansongelijkheid in de hand.
Een van de belangrijkste bronnen van kansongelijkheid in onze samenleving is het huwelijk, stellen beide redacteuren. Dat komt door drie effecten: men trouwt (of vormt een relatie, het verschil is meer een kwestie voor juristen) relatief vaak met iemand van hetzelfde opleidings- en beroepsniveau; het niveau van de ene partner heeft effect op het niveau van de andere partner (partners van werklozen hebben bijvoorbeeld een grotere kans op werkloosheid dan partners van werkenden, ook wanneer is gecorrigeerd voor opleiding); en het niveau van beide partners heeft elk afzonderlijk effect op de prestaties van hun kinderen.